the Fourth Week of Advent
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Genesis 18
1 En de Heer verscheen hem bij het bos van Mamr, toen hij zat aan de deur zijner hut, toen de dag op het heetst was.2 En toen hij zijne ogen ophief en zag, zie, toen stonden drie mannen voor hem; en toen hij hen zag, liep hij van de deur zijner hut hun te gemoet, en boog zich neder ter aarde,3 en zeide: Heer, heb ik genade gevonden voor uwe ogen, zo ga uwen knecht niet voorbij:4 men zal U een weinig water brengen en uwe voeten wassen, en zet U onder dezen boom neder;5 en ik zal U ene bete broods brengen, opdat Gij uw hart laaft; daarna zult Gij voortgaan; want daarom zijt Gij tot uwen knecht gekomen. Zij spraken: Doe zoals gij gezegd hebt.6 Abraham haastte zich naar de hut tot Sara, en zeide: Haast u en meng drie maten meelbloem, kneed, en bak koeken.7 En hij liep tot de runderen, en haalde een teder, goed kalf, en gaf het den jongen; die haastte zich en maakte het gereed.8 En hij droeg boter en melk op, en van het kalf, hetwelk hij had gereedgemaakt, en zette hun dat voor; en hij stond bij hen onder den boom, en zij aten.
9 Toen spraken zij tot hem: Waar is uwe huisvrouw Sara? Hij antwoordde: In de hut.10 Toen sprak Hij: Ik zal weder tot u komen omtrent dezen tijd over een jaar: zie, dan zal Sara, uwe huisvrouw, een zoon hebben. Dat hoorde Sara achter Hem, achter de deur der hut.11 En zij waren beiden, Abraham en Sara, oud en welbedaagd, zodat het Sara niet meer ging naar de wijze der vrouwen.12 Daarom lachte zij bij zichzelve en zeide: Zou ik nog wellust plegen, nu ik oud ben en mijn heer ook oud is?13 Toen sprak de Heer tot Abraham: Waarom lacht Sara en zegt: Meent gij, dat het waar is, dat ik nog baren zal, daar ik immers oud ben?14 Zou den Heer iets onmogelijk zijn? Omtrent dezen tijd over een jaar zal Ik weder tot u komen; dan zal Sara een zoon hebben.15 Toen loochende Sara dit en zeide: Ik heb niet gelachen; want zij was bevreesd. Maar Hij zeide: Het is zo niet, gij hebt gelachen.
16 Toen stonden die mannen van daar op en wendden zich naar Sodom, en Abraham ging met hen om hen te geleiden.17 Toen zeide de Heer: Hoe kan Ik voor Abraham verbergen wat Ik doe,18 daar hij een groot en machtig volk zal worden, en in hem gezegend zullen worden alle volken der aarde?19 Want Ik heb hem verkoren, dat hij bevele aan zijne kinderen, en aan zijn huis na hem, de wegen des Heren te houden en te doen wat recht en goed is; opdat de Heer op Abraham late komen hetgeen Hij hem toegezegd heeft.20 En de Heer sprak: Er is een geroep wegens Sodom en Gomorra, dat zeer groot is, en hunne zonden zijn zeer zwaar.21 Daarom wil Ik nederdalen en zien, of zij dat alles, naar het geroep, dat voor Mij gekomen is, gedaan hebben of niet, opdat Ik het wete.22 En die mannen keerden hun aangezicht van daar en gingen naar Sodom; maar Abraham bleef staan voor den Heer.
23 En hij trad tot Hem, en zeide: Wilt Gij dan den rechtvaardige met den goddeloze ombrengen?24 Er mochten misschien vijftig rechtvaardigen in de stad zijn: zoudt Gij die ook ombrengen, en de zonde dier plaats niet vergeven om de vijftig rechtvaardigen, die er in zijn?25 Dat zij verre van U, dat Gij dat doen zoudt, en den rechtvaardige met den goddeloze doden; dat de rechtvaardige zij gelijk den goddeloze, dat zij verre van U! Gij, die Rechter der gehele wereld zijt, zult zo niet oordelen.26 De Heer sprak: Vind Ik vijftig rechtvaardigen te Sodom in de stad, zo zal Ik het om hunnentwil der gehele plaats vergeven.27 Abraham antwoordde en zeide: Ach, zie! ik heb mij onderwonden met den Heer te spreken, hoewel ik stof en as ben:28 er mochten misschien vijf minder dan vijftig rechtvaardigen in zijn: zoudt Gij dan om die vijf de gehele stad verderven? Hij sprak: Vind Ik er vijf en veertig in, zo zal Ik haar niet verderven.29 En hij ging voort met Hem te spreken en zeide: Men mocht er misschien veertig in vinden. Maar Hij sprak: Ik zal het niet doen om die veertig.30 En hij sprak: Word niet toornig, Heer, omdat ik nog meer spreek: men mocht er misschien dertig in vinden. Maar Hij sprak: Vind Ik er dertig in, zo zal Ik hun niets doen.31 En hij sprak: Ach, zie! ik heb mij onderwonden met den Heer te spreken: men mocht er misschien twintig in vinden. Hij antwoordde: Ik zal haar niet verderven om die twintig.32 En hij sprak: Ach word niet toornig. Heer, omdat ik slechts nog ns spreek: men mocht er misschien tien in vinden. Maar Hij sprak: Ik zal haar niet verderven om die tien.33 En de Heer ging heen, toen Hij voleind had met Abraham te spreken, en Abraham keerde weder naar zijne plaats.