the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Genesis 17
1 Toen nu Abram negen en negentig jaar oud was, verscheen hem de Heer, en sprak tot hem: Ik ben de almachtige God, wandel voor Mij en wees vroom;2 en Ik wil mijn verbond tussen Mij en u maken, en zal u bovenmate vermenigvuldigen.3 Toen viel Abram op zijn aangezicht, en God sprak verder tot hem, zeggende:
4 Zie, Ik ben het, en heb mijn verbond met u, en gij zult een vader van vele volken worden.5 Daarom zult gij niet meer Abram heten, maar Abraham, zal uw naam zijn; want Ik heb u tot een vader van vele volken gemaakt.6 En Ik wil u bovenmate vruchtbaar maken, en zal volken van u maken, en van u zullen ook koningen komen.
7 En Ik wil mijn verbond oprichten tussen Mij en u, en uw zaad na u, bij hunne nakomelingen, zodat het een eeuwig verbond zij, alzo dat Ik uw God zij, en van uw zaad na u;8 en Ik wil u, en uwen zade na u, geven het land, in hetwelk gij een vreemdeling zijt, namelijk het gehele land Kanan, tot ene eeuwige bezitting, en Ik zal hun God zijn.9 En God sprak tot Abraham: Zo houd nu mijn verbond, gij en uw zaad na u, bij hunne nakomelingen.10 Dit nu is mijn verbond, hetwelk gij houden zult tussen Mij en u, en uw zaad na u: al wat mannelijk is onder u zal besneden worden.11 En gij zult de voorhuid aan uw vlees besnijden; dit zal een teken zijn des verbonds tussen Mij en u.12 leder jongsken, als het acht dagen oud is, zult gij besnijden bij uwe nakomelingen, desgelijks ook geheel het gezin, dat in uw huis geboren of gekocht is, van alle vreemden, die niet van uw zaad zijn.13 De in uw huis geborene en de gekochte met uw geld zal besneden worden: alzo zal mijn verbond aan uw vlees zijn tot een eeuwig verbond.14 En als een jongsken niet besneden wordt aan de voorhuid van zijn vlees, zal zijne ziel uitgeroeid worden uit zijn volk, omdat hij mijn verbond heeft nagelaten.
15 En God sprak wederom tot Abraham: Gij zult uwe huisvrouw Sara niet meer Sara heten, maar Sara zal haar naam zijn;16 want Ik wil haar zegenen, en van haar zal Ik u een zoon geven; ja, Ik zal haar zegenen, en uit haar zullen volken worden, en koningen over vele volken.17 Toen viel Abraham op zijn aangezicht en lachte, en sprak in zijn hart: Zou mij, die honderd jaar oud ben, een kind geboren worden, en zou Sara, negentig jaar oud, nog baren?18 En Abraham sprak tot God: Och dat Ismal leven mocht voor U!19 Toen zeide God: Ja, Sara uwe huisvrouw zal een zoon baren; dien zult gij Isak noemen; want met hem wil Ik mijn eeuwig verbond maken, en met zijn zaad na hem.20 Daarenboven, wegens Ismal heb Ik u ook verhoord; zie, Ik heb hem gezegend en zal hem vruchtbaar maken en bovenmate vermenigvuldigen; twaalf vorsten zal hij voortbrengen, en Ik zal hem tot een groot volk maken.21 Maar mijn verbond wil Ik oprichten met Isak, dien Sara u baren zal omtrent dezen tijd in het aanstaande jaar.22 En Hij hield op met hem te spreken, en God voer op van Abraham.
23 Toen nam Abraham zijnen zoon Ismal en alle knechten, die in zijn huis geboren, en alle, die gekocht waren, en al wat mannelijk was in zijn huis, en besneed op dienzelfden dag de voorhuid aan hun vlees, zoals God hem gezegd had.24 En Abraham was negen en negentig jaar oud, toen hij de voorhuid aan zijn vlees besneed,25 en Ismal, zijn zoon, was dertien jaar oud, toen de voorhuid aan zijn vlees besneden werd;26 op n en denzelfden dag werden zij besneden, Abraham en zijn zoon Ismal;27 en al wat in zijn huis mannelijk was, in zijn huis geboren, en gekocht van vreemden, het werd altemaal met hem besneden.