the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Genesis 15
1 Na deze geschiedenissen gebeurde het, dat het woord des Heren tot Abram geschiedde in een gezicht, en Hij sprak: Vrees niet, Abram, Ik ben uw schild en uw zeer groot loon.
2 Maar Abram sprak: Heere, Heer, wat wilt Gij mij geven? Ik ga heen zonder kinderen; en de bezitter van mijn huis zal deze Elizer van Damascus zijn.3 En Abram sprak verder: Mij hebt Gij geen zaad gegeven, en zie, de zoon mijns huizes zal mijn erfgenaam zijn.4 En zie, de Heer sprak tot hem: Hij zal uw erfgenaam niet zijn; maar die van uw lichaam komen zal, die zal uw erfgenaam zijn.5 En Hij beval hem buiten te gaan, en zeide: Zie naar den hemel en tel de sterren; kunt gij ze tellen? En Hij zeide tot hem: Z zal uw zaad worden.6 Abram geloofde den Heer, en dat rekende Hij hem tot gerechtigheid.
7 En Hij sprak tot hem: Ik ben de Heer, die u van Ur uit Chalda geleid heb, opdat Ik u dit land te bezitten gave.8 Abram sprak: Heere, Heer, waaraan zal ik het merken, dat ik dit land bezitten zal?9 En Hij sprak tot hem: Breng Mij ene driejarige koe, en ene driejarige geit, en een driejarigen ram, en ene tortelduif, en ene jonge duif.10 En hij bracht Hem dat alles, en hij deelde ze middendoor, en legde het ene deel tegenover het andere; maar de vogels deelde hij niet.11 En het roofgevogelte viel op het aas, maar Abram joeg ze daar af.
12 Toen nu de zon aan het ondergaan was, viel een diepe slaap op Abram; en zie, verschrikking en grote duisternis overviel hem.13 Toen sprak Hij tot Abram: Dit moet gij weten: uw zaad zal vreemd zijn in een land, dat het hunne niet is; daar zal men hen dwingen te dienen, en hen plagen vierhonderd jaar.14 Maar Ik wil dat volk richten, hetwelk zij dienen moeten: daarna zullen zij uittrekken met grote goederen.15 En gij zult heenvaren tot uwe vaderen in vrede, en in goeden ouderdom begraven worden.16 Maar zij zullen na vier geslachten weder hier komen; want de misdaad der Amorieten is nog niet vol.
17 Toen nu de zon ondergegaan en het duister geworden was, zie, toen rookte een oven, en ene vuurvlam voer tussen de stukken door.18 Op dien dag maakte de Heer een verbond met Abram en sprak: Uwen zade wil Ik dit land geven, van het water van Egypte af tot aan het grote water Frath toe:19 de Kenieten, de Kenizieten, de Kadmonieten, de20 Hethieten, de Ferezieten, de Refaeten de21 Amorieten, de Kananieten, de Girgasieten en de Jebuzieten.