Read the Bible

¹ De gehele wereld nu had nerlei taal en spraak.² Toen zij nu naar het oosten trokken, vonden zij een effen land in het landschap Sinear, en woonden aldaar.³ En zij spraken onder elkander: Welaan, laat ons tigchelstenen strijken en branden. En zij namen tigchels tot stenen, en leem tot kalk,⁴ en spraken: Welaan, laat ons een stad en toren bouwen, welks spits tot aan den hemel reikt, opdat wij ons een naam maken; want wij worden misschien verstrooid in alle landen.

⁵ Toen voer de Heer neder, opdat Hij de stad en den toren zag, welke de mensenkinderen bouwden;⁶ en de Heer sprak: Zie, het is nerlei volk, en nerlei spraak is onder hen allen; zij hebben dat begonnen te doen, en zullen niet aflaten van alwat zij voorgenomen hebben te doen:⁷ welaan, laat ons nedervaren en aldaar hunne spraak verwarren, opdat de n des anderen spraak niet versta.⁸ Alzo verstrooide de Heer hen vandaar in alle landen, dat zij moesten ophouden de stad te bouwen.⁹ Vandaar is haar naam Babel, omdat de Heer aldaar de spraak van alle landen verward en hen vandaar verstrooid had in alle landen.

¹⁰ Dit zijn de geslachten van Sem. Sem was honderd jaar oud, en verwekte Arpachsad, twee jaar na den zondvloed;¹¹ en leefde daarna vijfhonderd jaar, en verwekte zonen en dochters.¹² Arpachsad was vijfendertig jaar oud, en verwekte Selah;¹³ en leefde daarna vierhonderd en drie jaar, en verwekte zonen en dochters.¹⁴ Selah was dertig jaar oud, en verwekte Heber;¹⁵ en leefde daarna vierhonderd en drie jaar, en verwekte zonen en dochters.¹⁶ Heber was vier en dertig jaar oud, en verwekte Peleg;¹⁷ en leefde daarna vierhonderd en dertig jaar, en verwekte zonen en dochters.¹⁸ Peleg was dertig jaar oud, en verwekte Rehu;¹⁹ en leefde daarna tweehonderd en negen jaar, en verwekte zonen en dochters.²⁰ Rehu was twee en dertig jaar oud, en verwekte Serug;²¹ en leefde daarna tweehonderd en zeven jaar, en verwekte zonen en dochters.²² Serug was dertig jaar oud, en verwekte Nahor;²³ en leefde daarna tweehonderd jaar, en verwekte zonen en dochters.²⁴ Nahor was negen en twintig jaar oud, en verwekte Terah;²⁵ en leefde daarna honderd en negentien jaar, en verwekte zonen en dochters.²⁶ Terah was zeventig jaar oud, en verwekte Abram, Nahor en Haran.

²⁷ Dit zijn de geslachten van Terah. Terah verwekte Abram, Nahor en Haran; en Haran verwekte Lot.²⁸ Haran nu stierf Vr zijnen vader Terah, in zijn vaderland, te Ur in Chalda.²⁹ Toen namen Abram en Nahor vrouwen: Abrams huisvrouw heette Sara, en Nahors huisvrouw heette Milka, Harans dochter, die de vader was van Milka en Jiska.³⁰ Maar Sara was onvruchtbaar en had geen kind.³¹ Toen nam Terah zijnen zoon Abram, en Lot, Harans zoon, zijnen kleinzoon, en zijne schoondochter Sara, zijns zoons Abrams huisvrouw, en voerde hen van Ur, in Chalda, om te trekken naar het land Kanan, en zij kwamen te Haran en woonden aldaar.³² En Terah was tweehonderd en vijf jaar oud, en stierf te Haran.