the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Ezechiël 9
1 Daarna riep Hij met luide stem voor mijne oren, zeggende: Laat de bezoeking der stad komen, en elk hebbe zijn vernielend wapentuig in de hand.2 En zie, zes mannen kwamen op den weg van de bovenste poort af, die tegen het Noorden is, en elk had een verdelgend wapen in zijne hand; maar n was er onder hen, die was met linnen bekleed, en had schrijfgereedschap aan zijne zijde; en zij gingen naar binnen, en traden nevens het koperen altaar.3 En de heerlijkheid van den God Israls hief zich op van boven den cherub waarop zij was, naar den drempel van het huis; en Hij riep dengene, die met linnen bekleed was en het schrijfgereedschap aan zijne zijde had;4 en de Heer sprak tot hem: Ga door de stad Jeruzalem, en geef een teken aan de voorhoofden der lieden, die zuchten en jammeren over al de gruwelen, die daarin geschieden.
5 Maar tot de anderen sprak Hij voor mijne oren: Gaat dezen achterna door de stad, en doodt: uwe ogen zullen niet verschonen noch ontzien;6 doodt ouden, jongelingen, jonge dochters, kinderkens en vrouwen al te zamen; maar niemand van hen, die het teken aan zich hebben, zult gij aanraken; en begint bij mijn heiligdom. En zij begonnen bij de oude lieden, die Vr het huis waren.7 En Hij sprak tot hen: Verontreinigt het huis, en maakt de voorhoven vol dode lichamen en gaat dan naarbuiten. En zij gingen naarbuiten en doodden in de stad.8 En toen zij de slachting volbracht hadden, was ik nog overgebleven; en ik viel op mijn aangezicht en riep en sprak: Ach Heere Heere, zult Gij dan al de overgeblevenen van Isral verderven, dat Gij uwen toorn zo uitstort over Jeruzalem?9 En Hij sprak tot mij: De misdaad van het huis van Isral en Juda is al te groot, er is niets dan geweldenarij in het land en onrecht in de stad; want zij zeggen: De Heer heeft het land verlaten en de Heer ziet ons niet.10 Daarom zal mijn oog ook niet verschonen en Ik zal niet genadig zijn, maar Ik zal hunne daden op hun hoofd doen nederkomen.11 En zie, de man, die met linnen bekleed was, en het schrijfgereedschap aan zijne zijde had, antwoordde, zeggende: Ik heb gedaan zoals Gij mij geboden hebt.