the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Ezechiël 6
1 En het woord des Heren geschiedde tot mij, zeggende:2 Gij mensenkind, keer uw aangezicht tegen de bergen van Isral en profeteer daartegen,3 en zeg: Gij bergen van Isral, hoort het woord des Heren Heren; dus spreekt de Heere Heere, zo tot de bergen als tot de heuvelen, zo tot de beken als tot de dalen: Zie; Ik zal het zwaard over u brengen en uwe hoogten verdelgen;4 zodat uwe altaren verwoest en uwe zonnezuilen verbroken worden, en Ik zal uwe lichamen voor de beelden laten doodslaan;5 ja, Ik zal de lichamen der kinderen Israls voor uwe beelden ternedervellen en zal uwe beenderen rondom uwe altaren verstrooien.6 Waar gij ook woont, daar zullen de steden tot puinhopen en de hoogten tot wildernissen worden; want men zal uwe altaren woest en tot puinhopen maken, en uwe afgoden verbreken en vernietigen en uwe beelden verslaan en uwe werken verdelgen;7 en de verslagenen zullen onder u liggen, dat gij gewaarwordt, dat Ik de Heer ben.
8 Maar Ik zal enigen van u laten overblijven, die het zwaard ontgaan zullen onder de volken, wanneer Ik u in de landen verstrooid heb.9 Deze uwe overgeblevenen zullen dan aan Mij gedenken onder de volken, alwaar zij gevangen moeten zijn, als Ik hun overspelig hart, dat van Mij afgeweken is, en hunne overspelige ogen, die naar hunne afgoden hebben gezien, zal verslagen hebben; en de boosheid zal hun berouwen, die zij door al hunne gruwelen begaan hebben.10 En zij zullen bevinden, dat Ik de Heer ben, en niet tevergeefs gesproken heb, dat Ik hun dit ongeluk zou aandoen.
11 Dus spreekt de Heere Heere: Sla uwe handen te zamen en stamp met uwe voeten en zeg wee! over alle gruwelen der boosheid van het huis Israls; weshalve zij door het zwaard, den honger en de pest zullen vallen:12 wie ver af is zal door de pest sterven, en wie nabij is zal door het zwaard vallen; maar wie overblijft en daarvoor behoed is, die zal van honger sterven; alzo zal Ik mijne verbolgenheid onder hen volbrengen;13 zodat gij zult gewaarworden, dat Ik de Heer ben, als hunne verslagenen onder de afgoden zullen liggen rondom hunne altaren, bovenop alle heuvelen en bovenop alle bergen, en onder alle groene bomen en onder alle dichte eiken, de plaatsen, waar zij voor al hunne afgoden het reukoffer brachten.14 Ik zal mijne hand tegen hen uitstrekken en het land woest en eenzaam maken, van de woestijn af tot aan Dibla toe, waar zij ook wonen; en zij zullen bevinden, dat Ik de Heer ben.