the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Ezechiël 48
1 Dit zijn de namen der stammen. Van het Noorden, van Hethon naar Hamath en Hazar-Enon, en van Damaskus naar Hamath, dit zal Dan tot zijn deel hebben, van het Oosten af naar het Westen toe.2 Naast Dan zal Aser zijn deel hebben, van het Oosten af naar het Westen toe.3 Naast Aser zal Naftali zijn deel hebben, van het Oosten af naar het Westen toe.4 Naast Naftali zal Manasse zijn deel hebben, van het Oosten af naar het Westen toe.5 Naast Manasse zal Efram zijn deel hebben, van het Oosten af naar het Westen toe.6 Naast Efram zal Ruben zijn deel hebben, van het Oosten af naar het Westen toe.7 Naast Ruben zal Juda zijn deel hebben, van het Oosten af naar het Westen toe.8 En naast Juda zult gij een deel afzonderen, van het Oosten af naar het Westen toe, hetwelk vijfentwintig duizend roeden breed en lang zal zijn, als een van die delen, die van het Oosten tot het Westen trekken; in het midden daarvan zal het heiligdom staan.9 En daarvan zult gij voor den Heer een deel afzonderen, vijfentwintigduizend roeden lang en tienduizend roeden breed,10 en dat heilige deel zal voor de priesters zijn, vijfentwintigduizend roeden lang Noordwaarts en Zuidwaarts en tienduizend breed Oostwaarts en Westwaarts; en het heiligdom des Heren zal in het midden staan.11 Dit zal geheiligd zijn voor de priesters uit de zonen van Zadok, die mijne wacht hebben blijven waarnemen en niet met de kinderen Israls zijn afgevallen, gelijk de Levieten afgevallen zijn.12 En alzo zal dit afgezonderde deel des lands hun eigendom zijn, in hetwelk het allerheiligste is, aan den grenspaal der Levieten.13 Ook de Levieten zullen naast den grenspaal der priesters vijfentwintigduizend roeden in de lengte en tienduizend in de breedte hebben; want alle lengte zal vijfentwintigduizend en de breedte tienduizend roeden houden.14 En zij zullen niets daarvan verkopen noch verwisselen noch overdragen; want het is de eersteling des lands en den Heer geheiligd.15 Maar de overige vijfduizend roeden in de breedte, tegen de vijfentwintigduizend roeden in de lengte, dit zal ongewijde grond zijn voor de stad tot woonplaats en voorsteden; en de stad zal in het midden daarvan staan.16 En dit zal hare maat zijn: vierduizend vijfhonderd roeden naar het Noorden en naar het Zuiden toe, desgelijks naar het Oosten en naar het Westen ook vierduizend vijfhonderd.17 En de voorstad zal beslaan tweehonderd vijftig roeden naar het Noorden en naar het Zuiden toe, desgelijks ook naar het Oosten en naar het Westen tweehonderd vijftig roeden.18 Het overige nu van de lengte, naast het afgezonderde en geheiligde, tienduizend roeden naar het Oosten en naar het Westen toe, dit behoort tot onderhoud dergenen, die in de stad arbeiden.19 En de arbeiders der stad zullen arbeiden uit al de stammen van Isral.20 De gehele afzondering der vijfentwintigduizend roeden in het vierkant zal ene geheiligde afzondering zijn voor de stad tot een eigendom.21 En wat er nog over is aan beide zijden, naast het afgezonderde heilige deel en het deel naast de stad, vijfentwintigduizend roeden naar het Oosten en naar het Westen toe, dit alles zal voor den vorst zijn; en het afgezonderde heilige deel en het huis des heiligdoms zal in het midden daarvan zijn.22 Wat er nu tussen ligt, tussen het deel der Levieten en het deel der stad en tussen den grenspaal van Juda en den grenspaal van Benjamin, dat zal voor den vorst zijn.23 Daarna zullen de andere stammen volgen: Benjamin zal zijn deel hebben, van het Oosten af naar het Westen toe;24 en naast den grenspaal van Benjamin zal Simeon zijn deel hebben, van het Oosten af naar het Westen toe;25 naast den grenspaal van Simeon zal Issaschar zijn deel hebben, van het Oosten af naar het Westen toe;26 naast den grenspaal van Issaschar zal Zebulon zijn deel hebben, van het Oosten af naar het Westen toe;27 naast den grenspaal van Zebulon zal Gad zijn deel hebben, van het Oosten af naar het Westen toe;28 en naast Gad is de grenspaal naar het Zuiden toe, van Tamar af tot aan het twistwater te Kades toe en tegen het water aan de grote zee.29 Alzo zal het land uitgedeeld worden tot een erfdeel onder de stammen van Isral en dit zal hun erfdeel zijn, spreekt de Heere Heere.30 En dit zal de wijdte der stad zijn: vierduizend vijfhonderd roeden naar het Noorden toe,
31 en de poorten der stad zullen naar de namen der stammen van Isral genoemd worden, drie poorten naar het Noorden toe: de eerste poort Ruben, de tweede Juda, de derde Levi.32 Alzo ook naar het Oosten toe vierduizend vijfhonderd roeden en ook drie poorten: de eerste Jozef, de tweede Benjamin, de derde Dan.33 Naar het Zuiden toe ook zo: vierduizend vijfhonderd roeden en ook drie poorten: de eerste poort Simeon, de tweede Issaschar, de derde Zebulon.34 Alzo ook naar het Westen toe: vierduizend roeden en drie poorten: de eerste poort Gad. de tweede Aser, de derde Naftali.35 Alzo zal de gehele omtrek achttienduizend roeden zijn; en alsdan zal de stad genoemd worden: de Heer is aldaar.