the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Ezechiël 38
1 En het woord des Heren geschiedde tot mij, zeggende:2 Gij mensenkind, stel u tegen Gog van het land Magog, den oppersten vorst van Mesech en Tubal, en profeteer tegen hem3 en zeg: Dus spreekt de Heere Heere: Zie, Ik wil aan u, o Gog, gij, die de opperste vorst van Mesech en Tubal zijt,4 zie, Ik zal u omwenden en zal u een gebit in den mond leggen en zal u uitvoeren met al uw heir, met uwe paarden en ruiters, die allen welgekleed zijn, en ene grote menigte, die allen rondas en schild en zwaarden voeren.5 Gij voert met u Perzen, Moren en Libyers, die allen schild en helm dragen;6 daarenboven Gomer en al zijn heir, het huis van Togarma, dat tegen het Noorden ligt, met al zijn heir; ja, gij voert een groot volk met u.7 Welaan, rust u wl toe, gij en uwe gehele menigte, die bij u is, en wees gij hun hoofdman.8 Na een langen tijd zult gij opgeroepen worden, in den laatsten tijd zult gij komen in het land, dat van het zwaard teruggebracht en uit vele volken te zamen gekomen is, op de bergen van Isral, zolang tot verwoesting gesteld: die uitgevoerd zijn uit vele volken en allen veilig wonen.9 Gij zult optrekken en aankomen met grote onstuimigheid en zult zijn als ene wolk om het land te bedekken, gij en al uw heir en een groot volk met u.10 Dus spreekt de Heere Heere: In dien tijd zult gij een voornemen hebben en kwaad in uw hart smeden,11 en gij zult denken: Ik zal het land zonder muren overvallen en komen over degenen, die stil en gerust wonen, die allen zonder muren zitten en grendels noch poorten hebben;12 om te plunderen en uwe hand te laten gaan over de verwoeste plaatsen, die weder bewoond zijn, en tegen een volk, dat uit de natin vergaderd is, en have en goederen verkregen heeft en midden in het land woont.13 Scheba, Dedan en de kooplieden van Tarsis en alle geweldenaars, die er zijn, zullen tot u zeggen: Zijt gij gekomen om te roven? Hebt gij uwe menigte verzameld om te plunderen, om zilver en goud weg te nemen en vee en goederen te vergaderen en grote buit te maken?
14 Daarom profeteer, gij mensenkind, en zeg tot Gog: Dus spreekt de Heere Heere: Is het niet zo, dat gij er op zult letten, als mijn volk Isral gerust zal wonen?15 Dan zult gij komen uit uwe plaats, van de einden tegen het Noorden, gij en een groot volk met u, allen te paard, ene grote menigte en een machtig heir;16 en gij zult optrekken tegen mijn volk Isral als ene wolk, om het land te bedekken. Dit zal in den laatsten tijd geschieden en Ik zal u daarom in mijn land voeren, opdat de volken Mij kennen zouden, als Ik aan u, o Gog, voor hunne ogen zal geheiligd worden.17 Dus spreekt de Heere Heere: Gij zijt het, van wien Ik in verleden tijden, door mijne dienaren, de profeten van Isral, die in dien tijd profeteerden, gezegd heb, dat Ik u tegen hen zou aanvoeren.18 En het zal geschieden op dien tijd, als Gog zal komen tegen het land van Isral, spreekt de Heere Heere, dat mijn toorn zal oprijzen in mijne verbolgenheid.19 En Ik spreek dit in mijnen ijver en in het vuur mijns toorns; want in dien tijd zal ene grote siddering zijn in het land van Isral,20 zodat de vissen in de zee, de vogels onder den hemel, het vee op het veld en alwat zich roert en beweegt op het land en alle mensen, die op de aarde zijn, zullen beven voor mijn aangezicht, en de bergen zullen wegzinken en de rotsen en al de muren zullen ter aarde nedervallen;21 en Ik zal het zwaard over hem inroepen op al mijne bergen, spreekt de Heere Heere, dat ieders zwaard tegen zijnen broeder zal zijn.22 En Ik zal hem richten door pest en door bloed en zal doen regenen een plasregen met hagelstenen, vuur en zwavel over hem en zijn heir en over het grote volk, dat met hem is.23 Alzo zal Ik heerlijk, heilig en bekend worden voor de ogen van vele volken, zodat zij gewaarworden, dat Ik de Heer ben.