Lectionary Calendar
Sunday, December 22nd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Ezechiël 36

1 En gij, mensenkind, profeteer tot de bergen van Isral en zeg: Hoort het woord des Heren, gij bergen van Isral,2 dus spreekt de Heere Heere: Omdat de vijand over u roemt: Ha, de eeuwige hoogten zijn nu ons erfdeel geworden;3 daarom profeteer en zeg: Dus spreekt de Heere Heere: Dewijl men u overal verwoest en verdelgt en gij den overgebleven volken ten erfdeel geworden zijt en gij op de tong der lieden gekomen en in een kwaad gerucht gebracht zijt;4 daarom hoort, gij bergen van Isral, het woord des Heren Heren. Dus spreekt de Heere Heere, zo tot de bergen als tot de heuvelen, tot de beken en tot de dalen, tot de eenzame woestijnen en verlaten steden, die den overgebleven volken in het rond tot een roof en ene bespotting zijn geworden;5 ja, dus spreekt de Heere Heere: Ik heb in mijnen vurigen ijver gesproken tegen de overgebleven volken en tegen geheel Edom, die mijn land ingenomen hebben met uitgelaten vreugde des harten en met een honend gelach, om het te verwoesten en te plunderen.6 Daarom profeteer aangaande het land van Isral en zeg tot de bergen en heuvelen, tot de beken en dalen: Dus spreekt de Heere Heere: Zie, Ik heb in mijnen ijver en in mijne grimmigheid gesproken, dewijl gij de versmaadheid der volken moet dragen;7 daarom spreekt de Heere Heere aldus: Ik hef mijne hand op, dat uwe naburen, de volken rondom, hunne schande zullen dragen.8 Maar gij, bergen van Isral, zult weder groene takken dragen en uwe vruchten voortbrengen voor mijn volk Isral, en het zal eerlang geschieden.9 Want zie, Ik zal mij weder tot u wenden en u aanzien, dat gij gebouwd en bezaaid zult worden;10 en Ik zal de lieden op u vermenigvuldigen, het gehele huis van Isral, geheel en al; en de steden zullen weder bewoond en de woestijnen bebouwd worden.11 Ja, Ik zal op u de mensen en het vee vermenigvuldigen, dat gij u vermeerderen en wassen zult; en Ik zal u weder doen bewonen als in vorige tijden en zal u meer goeds doen dan ooit tevoren; en gij zult gewaarworden, dat Ik de Heer ben.12 Ik zal u lieden toebrengen, mijn volk Isral, die zullen u bezitten en gij zult hun erfdeel zijn en zult niet meer zonder erfgenamen wezen.13 Dus spreekt de Heere Heere: Dewijl men van u zegt: Gij hebt mensen verslonden en hebt uw volk zonder erfgenamen gemaakt;14 daarom zult gij niet meer mensen verslinden en uw volk zonder erfgenamen maken, spreekt de Heere Heere;15 en Ik zal u niet meer laten horen den smaad der volken, en gij zult de bespotting der volken niet meer dragen, en zult uw volk niet meer zonder erfgenamen maken, spreekt de Heere Heere.

16 En het woord des Heren geschiedde verder tot mij:17 Gij mensenkind, het huis van Isral, toen zij in hun land woonden en het verontreinigden met hun gedrag en daden, dat hun gedrag voor mij was als de onreinheid ener vrouw in hare zuivering,18 toen stortte Ik mijne verbolgenheid over hen uit, vanwege het bloed, dat zij in het land vergeten hadden, toen zij het verontreinigden met hunne afgoden;19 en Ik verstrooide hen onder de volken en verspreidde hen in de landen en oordeelde hen naar hun gedrag en daden.20 En toen zij tot de volken kwamen, gedroegen zij zich als dezen en ontheiligden mijnen heiligen naam, zodat men van hen zeide: Is dat het volk des Heren? Hebben zij uit hun land moeten trekken?21 Maar Ik spaarde hen om mijnen heiligen naam, dien het huis van Isral ontheiligde onder de volken, tot welke zij kwamen.22 Daarom zult gij tot het huis van Isral zeggen: Dus spreekt de Heere Heere: Ik doe het niet om uwentwil, o huis van Isral, maar om mijnen heiligen naam, dien gij ontheiligd hebt onder de volken, tot welke gij gekomen zijt.23 Want Ik zal mijnen groten naam, die onder de volken ontheiligd is, dien gij onder hen ontheiligd hebt, heilig maken; en de volken zullen gewaarworden, dat Ik de Heer ben, spreekt de Heere Heere, als Ik Mij voor hunne ogen aan u vertoon, dat Ik heilig ben.24 Want Ik zal u uit de volken halen, en u uit alle landen vergaderen, en weder in uw land brengen.

25 En Ik zal rein water over u sprengen, dat gij rein wordt; van al uwe onreinheid en van al uwe afgoden zal Ik u reinigen.26 En Ik zal een nieuw hart en een nieuwen geest in u geven; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen en u een hart van vlees geven.27 En Ik zal mijnen Geest in u geven en zal lieden van u maken, die naar mijne geboden wandelen en mijne rechten onderhouden en er naar doen.28 En gij zult wonen in het land, hetwelk Ik uwen vaderen gegeven heb, en gij zult mijn volk zijn en Ik zal uw God zijn.29 Ik zal u van al uwe onreinheid verlossen en zal het koren gebieden en zal het vermenigvuldigen en zal geen duurte over u doen komen;30 Ik zal de vruchten op de bomen en het gewas op het veld vermenigvuldigen, opdat de volken u niet meer bespotten wegens de duurte.31 Alsdan zult gij aan uwe boosheid gedenken en aan uw doen, dat niet goed was, en uwe zonden en afgoderijen zullen u berouwen.32 Dit zal Ik doen, niet om uwentwil, spreekt de Heere Heere, dat zij u bekend; maar gij zult u moeten schamen en schaamrood worden over uw doen, o gij huis van Isral.33 Dus spreekt de Heere Heere: Ten tijde als Ik u reinigen zal van al uwe zonden, dan zal Ik de steden weder bezetten en de woeste plaatsen zullen weder bebouwd worden;34 het verwoeste land zal weder geploegd worden, in plaats dat het verwoest was, voor het oog van allen, die er doortrokken.35 Die zullen zeggen: Dit land was verwoest en nu is het als een lusthof; en deze steden waren vernield, eenzaam en verwoest, en staan nu vast gebouwd.36 En de overgebleven volken rondom u zullen gewaarworden, dat Ik de Heer ben, die opbouw hetgeen vernield, en beplant hetgeen verwoest was; Ik, de Heer, zeg het en zal het ook doen.37 Dus spreekt de Heere Heere: Ik zal Mij weer daarin laten vragen door het huis Israls, als Ik hun dit doen zal, en Ik zal hen vermenigvuldigen als ene kudde van mensen;38 als ene heilige kudde, als ene kudde te Jeruzalem op hunne feesten, zo zullen de verwoeste steden vol kudden van mensen worden en zij zullen gewaarworden, dat Ik de Heer ben.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile