the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Ezechiël 30
1 En het woord des Heren geschiedde tot mij, zeggende:2 Gij mensenkind, profeteer en zeg: Dus spreekt de Heere Heere: Jammert:3 Wee die dag! Want de dag is nabij, ja de dag des Heren is nabij, een duistere dag, de tijd der volken is Dr,4 en het zwaard zal over Egypte komen en Morenland zal verschrikken, als de verslagenen in Egypte vallen en hun volk wordt weggevoerd en hunne grondvesten omvergerukt worden;5 Morenland en Libye en Lydi en de gehele gemengde hoop, en Kub en die uit het land des verbonds zijn, zullen met hen door het zwaard vallen.6 Dus spreekt de Heer: De beschermheren van Egypte zullen vallen en de hoovaardij hunner macht zal ternederstorten: van Migdol tot Syene zullen zij door het zwaard vallen, spreekt de Heere Heere;7 en zij zullen als andere woeste landen woest worden en hunne steden zullen onder andere verwoeste steden woest liggen,8 opdat zij gewaarworden, dat Ik de Heer ben, als Ik een vuur in Egypte maak, zodat allen, die hen helpen, vernield worden.9 In dien tijd zullen er boden van Mij uitgaan in schepen, om Morenland, dat nu zo zorgeloos is, te verschrikken; en er zal een schrik onder hen zijn, gelijk het in Egypte toeging, toen hun tijd kwam; want zie, hij komt gewis.10 Dus spreekt de Heere Heere: Ik zal de menigte in Egypte wegnemen door Nebukadnezar, den koning van Babel;11 hij en zijn volk met hem, de geweldenaars der volken, zijn aangevoerd om het land te verderven, en zij zullen hunne zwaarden uittrekken tegen Egypte, dat het land overal vol verslagenen zal zijn;12 en Ik zal de waterstromen droogmaken en het land aan boze lieden verkopen en Ik zal het land en wat er in is door vreemden verwoesten: Ik, de Heer, heb het gesproken.13 Dus spreekt de Heere Heere: Ik zal de afgoden te Nof uitroeien en de afgoden verdelgen, ook zal Egypte geen vorst meer hebben en Ik zal een schrik in Egypteland zenden.14 Ik zal Pathros woest maken en een vuur te Zoan ontsteken en het recht over No doen gaan.15 En Ik zal mijne gramschap uitstorten over Sin, de sterkte van Egypte, en zal de menigte van No uitroeien.16 Ik zal een vuur in Egypte ontsteken en Sin zal beangst en bang worden en No zal verscheurd en Nof dagelijks beangst worden.17 De jongelingen van On en Pibseth zullen door het zwaard vallen en de vrouwen gevankelijk weggevoerd worden.18 Tachpanhes zal een donkeren dag hebben, als Ik het juk van Egypte verbreken zal, opdat de trotschheid harer macht een einde hebbe: zij zal met wolken bedekt worden en hare dochters zullen gevankelijk worden weggevoerd.19 En Ik zal het recht over Egypte doen gaan, opdat men gewaarworde, dat Ik de Heer ben.
20 En in het elfde jaar, op den zevenden dag der eerste maand, geschiedde het woord des Heren tot mij, zeggende:21 Gij mensenkind, Ik zal den arm van Farao, den koning van Egypte, verbreken, en zie, hij zal niet verbonden worden, dat hij genezen kan, noch met zwachtels omwonden worden, dat hij tot vorige sterkte kome om het zwaard te kunnen vatten.22 Daarom spreekt de Heere Heere aldus: Zie, Ik wil aan Farao, den koning van Egypte, en zal zijne armen verbreken, beiden, den sterken en den gebrokenen, dat hem het zwaard uit de hand zal vallen;23 en Ik zal de Egyptenaars onder de volken verstrooien en in de landen verspreiden.24 Maar de armen des konings van Babel zal Ik versterken en hem mijn zwaard in de hand geven; en Ik zal Farao's armen verbreken, dat hij voor hem zal kermen als een dodelijk gewonde.25 Ja, Ik zal de armen des konings van Babel versterken, dat Farao's armen krachteloos nederzinken; opdat zij gewaarworden, dat Ik de Heer ben, als Ik mijn zwaard den koning van Babel in de hand geef, opdat hij het over Egypteland uitstrekke,26 en Ik de Egyptenaars onder de volken verstrooie, en in de landen verspreide, opdat zij gewaarworden, dat Ik de Heer ben.