Lectionary Calendar
Sunday, December 22nd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Ezechiël 23

1 En het woord des Heren geschiedde tot mij, zeggende:2 Gij mensenkind, er waren twee vrouwen, dochters van ne moeder.3 Dezen bedreven in hare jeugd hoererij in Egypte; daar lieten zij hare borsten aanvatten en de tepels van haren maagdelijken staat betasten.4 De oudste was genaamd Ohola en hare zuster Oholiba; en Ik nam haar ten huwelijk en zij baarden mij zonen en dochters; en Ohola is Samari, en Oholiba Jeruzalem.5 En Ohola bedreef hoererij, toen Ik haar genomen had, en zij werd verliefd op hare boeleerders, op de Assyrirs, die tot haar kwamen,6 op de vorsten en heren, die in zijde gekleed waren, allen schone jongelingen, te paard zittende ruiters.7 En zij boeleerde met alle schone jongelingen uit Assyri en verontreinigde zich met al hunne afgoden, waarop zij ook verliefd raakte.8 Daarenboven verliet zij ook hare hoererij met die van Egypte niet, die in hare vroege jeugd bij haar gelegen en de borsten van haren maagdelijken staat betast en grote hoererij met haar bedreven hadden.9 Toen gaf Ik haar over in de hand van hare boeleerders, de kinderen van Assur, waarop zij zo verliefd was geweest.10 Dezen ontdekten hare schaamte en namen hare zonen en dochters weg en haar doodden zij met het zwaard; en het werd bekend onder de vrouwen, hoe zij gestraft was.

11 Toen nu hare zuster Oholiba dat zag, ontstak zij nog veel erger dan zij, en bedreef meer hoererij dan hare zuster,12 en werd verliefd op de kinderen van Assur, de vorsten en heren, die tot haar kwamen, welgekleed, te paard zittende ruiters en al de schoonste jongelingen.13 Toen zag Ik, dat zij beiden op enerlei wijze verontreinigd waren.14 Maar deze bedreef nog meer hoererij; want toen zij geschilderde mannen aan den wand zag met rode verf, afbeeldingen van Chalden,15 de lendenen omgord en bonte hoeden op het hoofd en allen het aanzien hebbende van vermogende lieden, gelijk de kinderen van Babel en de Chalden zijn in hun vaderland,16 toen werd zij op hen verliefd, zodra zij hen gewaar werd en zond boden tot hen naar Chalda.17 Toen nu de kinderen van Babel tot haar kwamen om bij haar te slapen, volgens den minnelust, verontreinigden zij haar door hunne hoererij: en zij verontreinigde zich met hen, zodat zij hen moede werd.18 En toen nu hare hoererij en schaamte zo geheel openbaar was, kreeg Ik ook een afkeer van haar, gelijk Ik hare zuster ook moede was geworden.19 Doch zij bedreef hare hoererij hoe langer hoe meer, en gedacht aan den tijd harer jeugd, toen zij in Egypteland hoererij bedreven had;20 en zij werd verliefd op hare boeleerders, wier onstuimige drift was als die der ezels en der hengsten.21 Alzo herdacht gij de onkuisheid uwer jeugd, toen u in Egypte de borsten aangevat en de tepels betast werden.

22 Daarom, Oholiba, dus spreekt de Heere Heere: Zie, Ik zal uwe boeleerders, die gij moede zijt geworden, tegen u verwekken en zal hen van rondom tegen u opbrengen:23 de kinderen van Babel en alle Chalden benevens de hoofdlieden, vorsten en heren en al de Assyrirs met hen, de schone jongelingen, allen vorsten en heren, ridders en edelen, allen ruiters te paard.24 En die zullen tegen u opkomen, toegerust met wagen en ruiters en met ene grote menigte volks; zij zullen u van rondom belegeren met rondassen, schilden en helmen; en Ik zal hun het gericht aanbevelen, dat zij u richten zullen naar hun recht;25 en Ik zal mijnen minneijver over u laten gaan, dat zij onbarmhartig met u zullen handelen; zij zullen u neus en oren afsnijden en wat er overblijft zal door het zwaard vallen; zij zullen uwe zonen en dochters wegnemen en het overige met vuur verbranden;26 zij zullen u uwe klederen uittrekken en uw sieraad wegnemen.27 Alzo zal Ik een einde maken aan uwe onkuisheid en aan uwe hoererij met Egypteland, dat gij uwe ogen niet meer tot hen opheffen en aan Egypte niet meer gedenken zult.28 Want dus spreekt de Heere Heere: Zie, Ik zal u overleveren aan degenen, van wie uwe ziel afkerig geworden is.29 Dezen zullen als vijanden met u handelen en alles roven wat gij verworven hebt, en u naakt en bloot laten, dat uwe schaamte ontdekt zal worden, benevens uwe onkuisheid en hoererij.30 Dit alles zal u geschieden om uwe hoererij, die gij bedreeft met de heidenen, met wier afgoden gij u veront reinigd hebt:31 gij hebt op den weg uwer zuster gewandeld, daarom geef Ik u ook haren beker in de hand.32 Dus spreekt de Heere Heere. Gij zult den beker uwer zuster drinken, zo diep en wijd als hij is: gij zult tot zulk een groten spot en hoon worden, dat het onverdragelijk zal zijn.33 Gij zult u dronken drinken van sterken drank en jammer; want de beker uwer zuster Samari is een beker van jammer en droefheid:34 dien zult gij schoon uitdrinken, daarna de scherven in stukken smijten en uwe borsten openrijten; want Ik heb het gesproken, spreekt de Heere Heere.35 Daarom spreekt de Heere Heere aldus: Omdat gij Mij vergeten en Mij achter uwen rug geworpen hebt, zo draag nu ook uwe onkuisheid en uwe hoererij.

36 En de Heer sprak tot mij: Gij mensenkind, wilt gij Ohola en Oholiba niet bestraffen en haar hare gruwelen niet bekendmaken,37 dat zij met de afgoden overspel bedreven en bloed vergoten en het huwelijk gebroken hebben; daarenboven verbrandden zij hare kinderen, die zij mij gebaard hadden, hun tot een offer.38 Ook dit nog hebben zij tegen mij bedreven: zij hebben op dien tijd mijne heiligdommen verontreinigd en mijne sabbatten ontheiligd;39 want toen zij hare kinderen voor hare afgoden geslacht hadden, gingen zij op denzelfden dag in mijn heiligdom om het te ontheiligen; zie, dat hebben zij in mijn huis gedaan.40 Ook hebt gij boden gezonden naar de lieden, die uit verre landen zouden komen; en zie, toen die kwamen, gingt gij u baden en u blanketten en u versieren met sieraad, hun ter eer;41 en gij zat op een sierlijk bed, voor hetwelk ene tafel toegericht stond; op deze wierooktet gij en offerdet mijne olie.42 Toen ontstond er een groot vreugdegejuich; en zij gaven den lieden, die overal uit de menigte des volks en uit de woestijn gekomen waren, sierraad aan hunne armen en schone kronen op hunne hoofden.43 Ik nu dacht: Zij is het overspel gewend van ouds af, zij kan de hoererij niet laten;44 want men gaat tot haar in gelijk men tot ene hoer uit gaat en ingaat, evenzo gaat men in tot Ohola en Oholiba, die onkuise vrouwen.45 Daarom zullen de mannen, die het recht volbrengen, haar straffen, zoals men de overspeelsters en bloedvergietsters behoort te straffen; want zij zijn overspeelsters en hare handen zijn vol bloed.46 Want aldus spreekt de Heere Heere: men voere ene grote menigte tegen haar herwaarts op en geve haar tot plundering en tot roof:47 en de lieden zullen haar stenigen en met zwaarden doorsteken, en hare zonen en dochters doden en hare huizen met vuur verbranden.48 Alzo zal Ik een einde maken aan de onkuisheid in het land, dat al de vrouwen zich daaraan spiegelen zullen en zulke onkuisheid niet nadoen:49 alzo zal men uwe onkuisheid op u leggen en gij zult de zonden uwer afgoden dragen, opdat gij gewaarwordt, dat Ik de Heere Heere ben.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile