the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Ezechiël 13
1 En het woord des Heren geschiedde tot mij, zeggende:2 Gij mensenkind, profeteer tegen de profeten van Isral, en zeg tot degenen, die uit hun eigen hart profeteren: Hoort het woord des Heren;3 dus spreekt de Heere Heere: Wee den onzinnigen profeten, die hun eigen geest volgen en nooit gezichten gehad hebben.4 O Isral, uwe profeten zijn als de vossen in de woestijnen;5 zij staan niet in de bressen en maken zich niet tot ene heining rondom het huis van Isral en staan niet in den strijd ten dage des Heren.6 Hun gezicht is niets en hun profeteren is alles leugen. Zij zeggen: De Heer heeft het gesproken, daar de Heer hen nochtans niet gezonden heeft; en zij geven hoop hun woord te zullen bevestigen.7 Is het niet zo, dat uw gezicht niets is, en uw profeteren alles leugen? En nochtans zegt gij: De Heer heeft het gesproken, daar Ik het niet gesproken heb.8 Daarom spreekt de Heere Heere aldus: Dewijl gij predikt hetgeen waar niets van wordt, en leugens profeteert, zo wil Ik aan u, spreekt de Heere Heere:9 en mijne hand zal komen over de profeten, die prediken hetgeen waarvan niets wordt en leugens profeteren; zij zullen in de vergadering mijns volks niet zijn en niet onder het getal van het huis Israls aangeschreven worden, noch in het land van Isral komen; en gij zult gewaarworden, dat Ik de Heere Heere ben;
10 daarom, dat zij mijn volk verleiden, zeggende: Vrede, terwijl er nochtans geen vrede is: het volk bouwt een muur en zij bepleisteren hem met lossen kalk.11 Zeg tot die pleisteraars, die met lossen kalk pleisteren, dat hij afvallen zal; want een plasregen zal komen en grote hagelstenen zullen vallen, die hem ternedervellen; en een wervelwind zal hem scheuren.12 Zie, zo zal die muur instorten en men zal dan tot u zeggen: Waar is nu het gepleisterde, hetwelk gij gepleisterd hebt?13 Dus spreekt de Heere Heere: Ik zal een wervelwind doen losbreken in mijne verbolgenheid en een plasregen in mijnen toorn en grote hagelstenen in mijne gramschap, die zullen alles omverwerpen.14 Alzo zal Ik den muur omverwerpen, dien gij met lossen kalk gepleisterd hebt, en Ik zal hem ter aarde nedersmijten, dat men zijne grondslagen zal zien; dat hij valt, en gij ook daarbij omkomt, en gewaarwordt, dat Ik de Heer ben.15 Alzo zal Ik mijne verbolgenheid volbrengen aan den muur en aan hen, die hem met losse kalk pleisteren, en zal tot u zeggen: De muur is niet meer, noch die hem bepleisteren.16 Dit zijn de profeten van Isral, die van Jeruzalem profeteerden en van vrede predikten, terwijl er nochtans geen vrede was, spreekt de Heere Heere.
17 En gij, mensenkind, stel uw aangezicht tegen de dochters van uw volk, die uit haar hart profeteren, en profeteer tegen haar,18 en zeg: Dus spreekt de Heere Heere: Wee u, die kussens maakt voor de lieden onder de armen, en peluwen voor de hoofden van jongen en ouden, om de zielen te vangen. Als gij nu de zielen onder mijn volk gevangen hebt, zo belooft gij daaraan het leven.19 En gij ontheiligt Mij onder mijn volk voor een handvol gerst of een bete broods, hierdoor, dat gij zielen ter dood veroordeelt, die niet moesten sterven, en in het leven behoudt wie niet moesten leven, door uw liegen voor mijn volk, dat gaarne de leugen hoort.20 Daarom spreekt de Heere Heere: Zie, Ik wil aan uwe kussens, waarmede gij de zielen vangt en vertroost; en Ik zal ze van uwe armen wegscheuren, en de zielen, die gij vangt en vertroost, vrijmaken.21 En Ik zal uwe peluwen verscheuren en mijn volk uit uwe hand redden, dat gij ze niet meer zult vangen; en gij zult gewaarworden, dat Ik de Heer ben.22 Omdat gij het hart der rechtvaardigen valschelijk bedroeft, die Ik niet bedroefd heb, en de handen der goddelozen hebt gesterkt, dat zij zich van hun kwaaddoen niet bekeren, opdat zij in het leven mochten blijven,23 daarom zult gij niet meer onnutte leer prediken noch profeteren, maar Ik zal mijn volk uit uwe handen redden, en gij zult bevinden, dat Ik de Heer ben.