the Fourth Week of Advent
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Exodus 7
1 Toen sprak de Heer tot Mozes: Zie, Ik heb u tot een God gesteld over Farao, en Aron, uw broeder, zal uw profeet zijn.2 Gij zult spreken al wat Ik u gebieden zal; maar Aron, uw broeder, zal het tot Farao spreken, opdat hij de kinderen Israls uit zijn land late trekken.3 Maar Ik zal Farao's hart verharden, opdat Ik vele mijner tekenen en wonderen doe in Egypteland.4 En Farao zal naar u niet horen, opdat Ik mijne hand in Egypte betone, en mijn heir, mijn volk, de kinderen Israls, uit Egypteland voere door grote gerichten.5 En de Egyptenaars zullen gewaarworden, dat Ik de Heer ben, wanneer Ik mijne hand zal uitstrekken over Egypte, en de kinderen Israls van hen uitvoeren.6 Mozes en Aron nu deden gelijk de Heer hun geboden had.7 En Mozes was tachtig jaar oud en Aron drie en tachtig jaar oud, toen zij met Farao spraken.
8 En de Heer sprak tot Mozes en Aron, zeggende:9 Wanneer Farao tot u zal zeggen: Toont uwe wonderen, zo zult gij tot Aron zeggen: Neem uwen staf en werp hem neder voor Farao, en hij zal ene slang worden.10 Toen gingen Mozes en Aron heen tot Farao, en deden gelijk de Heer hun geboden had; en Aron wierp zijnen staf neder voor Farao en voor zijne dienaren, en hij werd ene slang.11 Toen riep Farao de wijzen en tovenaars; en de Egyptische tovenaars deden ook zo met hunne bezweringen;12 want elk wierp zijnen staf Vn zich, en zij werden slangen; maar Arons staf verslond hunne staven.13 Aldus werd Farao's hart verstokt en hij hoorde niet naar hen, gelijk de Heer gesproken had.
14 En de Heer sprak tot Mozes: Het hart van Farao is hard: hij weigert het volk te laten gaan.15 Ga morgen heen tot Farao; zie, hij zal naar het water gaan; treed dan tegenover hem aan den oever des waters, en neem den staf in uwe hand, die ene slang werd;16 en spreek tot hem: De Heer, de God der Hebren, heeft mij tot u gezonden om te zeggen: Laat mijn volk uittrekken, opdat het Mij diene in de woestijn; maar gij hebt tot nu toe niet willen horen.17 Daarom spreekt de Heer aldus: Daaraan zult gij ondervinden, dat Ik de Heer ben: zie, ik wil met den staf, dien ik in mijne hand heb, het water, dat in dezen stroom is, slaan, en het zal in bloed veranderd worden;18 zodat de vissen in den stroom zullen sterven, en de stroom zal stinken, en de Egyptenaars zullen walgen van te drinken van het water uit den stroom.19 En de Heer sprak tot Mozes: Zeg tot Aron: Neem uwen staf en strek uwe hand uit over de wateren in Egypte, over hunne beken en stromen en zeen en over al hunne waterpoelen, dat zij bloed worden; en er zij bloed in geheel Egypteland, beide in houten en stenen vaten.20 En Mozes en Aron deden Alz, gelijk de Heer hun geboden had, en hij hief den staf op en sloeg in het water, dat in den stroom was, voor Farao en zijne dienaren. En al het water in den stroom werd in bloed veranderd,21 en de vissen in den stroom stierven, en de stroom werd stinkend, zodat de Egyptenaars het water uit den stroom niet konden drinken; en er werd bloed in geheel Egypteland.22 En de Egyptische tovenaars deden ook zo met hunne bezweringen; aldus werd Farao's hart verstokt, en hij hoorde niet naar hen, gelijk de Heer gesproken had.23 En Farao keerde zich om en ging naar huis, en hij nam ook dit niet ter harte.24 Doch alle Egyptenaars groeven naar water rondom den stroom om te drinken, want zij konden het water uit den stroom niet drinken.25 En het duurde zeven dagen lang, dat de Heer den stroom sloeg.