the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Exodus 8
1 En de Heer sprak tot Mozes: Ga heen tot Farao, en spreek met hem: Dus zegt de Heer: Laat mijn volk uittrekken, opdat het Mij diene.2 Indien gij dat weigert, zie, zo wil Ik al uwe landpalen met vorsen slaan,3 zodat de stroom zal krielen van vorsen; die zullen opkomen en dringen in uw huis, in uwe slaapkamer, op uw bed, ook in de huizen uwer dienaren, onder uw volk, tot in uwe bakovens en in uwe deegtroggen;4 en de vorsen zullen op u en op uw volk en op al uwe dienaren komen.5 En de Heer sprak tot Mozes: Zeg tot Aron: Strek uwe hand met uwen staf uit over de beken en over de stromen en over de zeen, en laat vorsen over Egypteland opkomen.6 En Aron strekte zijne hand uit over de wateren in Egypte, en er kwamen vorsen op, zodat Egypteland bedekt werd.7 Toen deden de tovenaars ook zo met hunne bezweringen, en lieten vorsen over Egypteland opkomen.8 Toen riep Farao Mozes en Aron, en sprak: Bidt den Heer voor mij, dat Hij de vorsen van mij en van mijn volk wegneme; zo zal ik het volk laten trekken, opdat het den Heer offere.9 En Mozes sprak tot Farao: Heb de eer boven mij, en bepaal, wanneer ik voor u, voor uwe dienaren en voor uw volk zal bidden, dat de vorsen van u en van uw huis zullen verdreven worden, en dat zij alleen in den stroom blijven.10 En hij zeide: Morgen. En hij sprak: Het zij zoals gij gezegd hebt: opdat gij ondervindt, dat er niemand is gelijk de Heer onze God,11 zo zullen de vorsen van u, van uwe huizen, van uwe dienaren en van uw volk genomen worden, en alleen in den stroom overblijven.12 Alzo gingen Mozes en Aron van Farao uit, en Mozes riep tot den Heer wegens de vorsen, gelijk hij Farao had toegezegd:13 en de Heer deed gelijk Mozes gezegd had, en de vorsen stierven in de huizen, in de hoven en op het veld.14 En zij hoopten ze te zamen, hier een hoop en daar een hoop, en het land stonk er van.15 Toen nu Farao zag, dat hij verademing gekregen had, zo verhardde hij zijn hart en hij hoorde niet naar hen, gelijk de Heer gesproken had.
16 En de Heer sprak tot Mozes: Zeg tot Aron: Strek uwen staf uit en sla het stof der aarde, dat het tot stekende muggen worde in geheel Egypteland.17 En zij deden alzo, en Aron strekte zijne hand uit met zijnen staf, en sloeg het stof der aarde, en er kwamen muggen aan de mensen en aan het vee; al het stof des lands werd muggen in geheel Egypteland.18 En de tovenaars deden ook zo met hunne bezweringen, opdat zij muggen voortbrachten, maar zij konden niet; en de muggen waren aan de mensen en aan het vee.19 Toen zeiden de tovenaars tot Farao: Dit is Gods vinger! Maar Farao's hart werd verstokt en hij hoorde niet naar hen, gelijk de Heer gezegd had.
20 En de Heer sprak tot Mozes: Maak u morgen vroeg op en treed voor Farao; zie, hij zal aan het water uitgaan; en spreek tot hem: Dus spreekt de Heer: Laat mijn volk uittrekken, opdat zij Mij dienen.21 Indien niet, zie, zo wil Ik allerlei ongedierte laten komen over u, uwe dienaren, uw volk, en in uwe huizen; zodat de huizen van alle Egyptenaars, en ook het veld, waarop zij zijn, vol ongedierte zullen worden;22 en Ik zal op dien dag wat bijzonders doen met het land Gosen, in hetwelk mijn volk woont, dat daar geen ongedierte zij, opdat gij gewaar wordt, dat Ik de Heer ben op aarde, overal;23 en Ik zal ene verlossing stellen tussen mijn volk en uw volk: morgen zal dit teken geschieden.24 En de Heer deed alzo, en er kwam veel ongedierte in Farao's huis, in de huizen zijner dienaren en over het gehele Egypteland, en het land werd verdorven van het ongedierte.25 Toen riep Farao Mozes en Aron, en sprak: Gaat heen en offert uwen God hier in het land.26 Mozes sprak; Het behoort niet, dat wij zo doen: want wij zouden den gruwel der Egyptenaren den Heer, onzen God, offeren. Zie, wanneer wij dan den gruwel der Egyptenaren voor hunne ogen offerden, zouden zij ons niet stenigen?27 Drie dagen reizens ver willen wij gaan in de woestijn, en den Heer, onzen God, offeren, gelijk Hij ons gezegd heeft.28 Farao sprak: Ik wil u laten trekken, opdat gij den Heer, uwen God, offert in de woestijn; alleenlijk, trekt niet verder, en bidt voor mij.29 En Mozes sprak: Zie, als ik van u uitga, zo zal ik den Heer bidden, dat dit ongedierte van Farao en van zijne dienaren en van zijn volk genomen wordt op den dag van morgen; alleenlijk, bedrieg mij niet meer, dat gij het volk niet laat trekken om den Heer te offeren.30 En Mozes ging uit van Farao en bad den Heer:31 en de Heer deed gelijk Mozes gezegd had, en het ongedierte week van Farao, van zijne dienaren en van zijn volk, zodat er niet n overbleef.32 Doch Farao verhardde zijn hart ook ditmaal, en hij liet het volk niet trekken.