the Fourth Week of Advent
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Exodus 36
1 Toen arbeidden Bezalel en Aholiab en alle wijze mannen, welken de Heer wijsheid en verstand gegeven had, om te weten, hoe zij allerlei werk maken zouden tot den dienst des heiligdoms, naar alles, wat de Heer geboden had.2 Want Mozes riep Bezalel en Aholiab en alle wijze mannen, welken de Heer wijsheid in hun hart gegeven had, namelijk allen, die zich vrijwillig daartoe aanboden en toetraden om te arbeiden aan het werk.3 En zij namen van Mozes tot zich al het hefoffer, hetwelk de kinderen Israls voor het werk van den dienst des heiligdoms brachten, om dit te maken; want zij brachten elken morgen hunne vrijwillige gaven tot hem.4 Toen kwamen al de wijzen, die aan het werk des heiligdoms arbeidden, ieder van zijn werk, waaraan zij werkten,5 en zij spraken tot Mozes: Het volk brengt te veel, meer dan voor den dienst van dit werk, hetwelk de Heer geboden heeft te maken, nodig is.6 Toen gebood Mozes, dat men zou uitroepen door het leger: Niemand brenge meer tot een hefoffer des heiligdoms. Toen hield het volk op met brengen.7 Want er was voorraad genoeg tot allerlei werk, dat te maken was, en er was nog over.
8 Alzo maakten alle wijze mannen, onder de arbeiders aan het werk, de woning van tien tapijten met cherubim, kunstiglijk, van getweernd wit linnen, blauw en rood purper en scharlaken.9 De lengte van n tapijt was acht en twintig el, en de breedte vier el, en zij waren alle van ne maat.10 En men hechtte telkens vijf tapijten te zamen het ene aan het andere,11 en maakte blauwe striklisjes aan den hoek van elk tapijt, waar zij samengehecht werden:12 telkens vijftig striklisjes aan een tapijt, met welke het ene aan het andere was samengevoegd.13 En men maakte vijftig gouden haakjes, en voegde met de haakjes de tapijten het ene aan het andere te zamen, opdat het ne woning wierd.
14 En men maakte elf tapijten van geitenhaar tot een dekkleed over de woning:15 dertig el lang, en vier el breed, alle van ne maat,16 en voegde vijf daarvan te zamen op de ene zijde, en zes te zamen op de andere zijde.17 En men maakte telkens vijftig striklisjes aan elk tapijt, aan hunne hoeken, met welke zij samengehecht werden;18 en maakte telkens vijftig koperen haakjes, met welke de tent in elkander gevoegd werd.19 En men maakte een dekkleed over de tent van roodvervige ramsvellen, en daarover nog een dekkleed van dassenvellen.20 En men maakte stijlen voor de woning, van cederhout, die staan konden:21 elk tien el lang en anderhalf el breed;22 en aan elk twee houvasten, om den enen aan den anderen te zetten; alzo maakte men alle stijlen voor de woning;23 zodat twintig van die stijlen tegen het Zuiden stonden;24 en men maakte er veertig zilveren voetstukken onder, onder elken stijl twee voetstukken aan zijne twee houvasten.25 En aan de andere zijde der woning, tegen het Noorden, maakte men ook twintig stijlen,26 met veertig zilveren voetstukken, onder elken stijl twee voetstukken.27 Maar achter aan de woning, tegen het Westen, maakte men zes stijlen;28 en twee andere achter aan de twee hoeken der woning;29 zodat elk van die beide zich met zijnen hoekstijl van beneden-op samenvoegde, en zij boven aan het hoofd samensloten met ne kram;30 zodat er acht stijlen waren, en zestien zilveren voetstukken, onder elken stijl twee voetstukken.31 En men maakte stangen van cederhout, vijf voor de stijlen op de ene zijde der woning,32 en vijf op de andere zijde, en vijf achteraan tegen het Westen.33 En men maakte de stangen Z, dat zij midden door de stijlen doorgestoken werden, van het ene einde tot het andere;34 en overtrok de stijlen met goud, en hunne ringen voor de stangen maakte men van goud, en overtrok de stangen met goud.
35 En men maakte het voorhangsel met de cherubim daarin, kunstiglijk, met blauw en rood purper, scharlaken en getweernd wit linnen;36 en maakte daarvoor vier pilaren van cederhout, en overtrok die met goud, en maakte hunne haken van goud, en goot er vier zilveren voetstukken voor.37 En men maakte een behangsel voor den ingang der tent van blauw en rood purper, scharlaken en getweernd wit linnen, geborduurd;38 en vijf pilaren daarvoor, met hunne haken, en overtrok hunne knoppen en hunne roeden met goud; en vijf koperen voetstukken daaraan.