Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Exodus 16

1 Daarna trokken zij van Elim, en de gehele gemeente der kinderen Israls kwam in de woestijn Sin, die tussen Elim en Sina ligt, op den vijftienden dag der tweede maand, nadat zij uit Egypte getrokken waren2 En de gehele gemeente der kinderen Israls murmureerde tegen Mozes en Aron in de woestijn,3 en zij spraken tot hen: Och, of wij in Egypte gestorven waren door de hand des Heren, toen wij bij de vleespotten zaten, en volheid van brood te eten hadden! Want gij hebt ons uitgeleid in deze woestijn, om deze gehele gemeente van honger te laten sterven.4 Toen sprak de Heer tot Mozes: Zie, Ik wil ulieden brood van den hemel laten regenen; en het volk zal uitgaan en dagelijks verzamelen wat zij op dien dag nodig hebben, opdat Ik hen beproeve, of zij in mijne wet wandelen of niet.5 Maar op den zesden dag zullen zij bereiden, wat zij ingebracht hebben, en dit zal dubbel zoveel zijn, als zij anders dagelijks verzamelen.6 Toen spraken Mozes en Aron tot al de kinderen Israls: Op den avond zult gij gewaarworden, dat de Heer u uit Egypteland gevoerd heeft;7 en morgen zult gij de heerlijkheid des Heren zien, want Hij heeft uw murmureren tegen den Heer gehoord: want wat zijn wij, dat gij tegen ons murmureert?8 Verder sprak Mozes: De Heer zal u op den avond vlees te eten geven, en aan den morgen brood in volheid, omdat de Heer uw murmureren gehoord heeft, dat gij tegen Hem gemurmureerd hebt; want wat zijn wij? Uw murmureren is niet tegen ons, maar tegen den Heer.9 En Mozes sprak tot Aron: Zeg tot de gehele gemeente der kinderen Israls: Komt herwaarts voor den Heer, want Hij heeft uw murmureren gehoord.10 En toen Aron zo sprak tot de gehele gemeente der kinderen Israls, keerden zij zich naar de woestijn, en zie, de heerlijkheid des Heren verscheen in ene wolk.11 En de Heer sprak tot Mozes zeggende:12 Ik heb het murmureren der kinderen Israls gehoord. Zeg hun: Tussen de beide avonden zult gij vlees te eten hebben, en aan den morgen met brood verzadigd worden; en gij zult gewaarworden, dat Ik de Heer, uw God, ben.

13 En op den avond kwamen er kwakkels op; die bedekten het leger, en op den morgen lag de dauw rondom het leger.14 En toen de dauw weg was, zie, toen lag het in de woestijn, rond en klein, als de rijm op het land.15 En toen de kinderen Israls dat zagen, zeiden zij onder elkander: Wat is dat? Want zij wisten niet wat het was. Maar Mozes sprak tot hen: Het is dat brood, hetwelk de Heer u te eten gegeven heeft.16 Dat nu is wat de Heer geboden heeft: Ieder verzamele daarvan zoveel hij zelf eten kan, en neme een gomer voor elk hoofd, naar het getal der zielen, die in zijne hut zijn.17 En de kinderen Israls deden zo; en zij verzamelden de een veel, de ander weinig.18 Doch toen men het met den gomer mat, vond hij, die veel verzameld had, niets over, en hij niets minder, die weinig verzameld had; maar ieder had verzameld zoveel hij zelf eten kon.19 En Mozes sprak tot hen: Niemand late iets daarvan over tot den morgen.20 Maar zij hoorden niet naar Mozes, en sommigen lieten daarvan over tot den morgen; toen wiesen er wormen in en het werd stinkend; en Mozes werd toornig op hen.21 Zij dan verzamelden dat elken morgen, zoveel ieder zelf eten kon; maar als de zon heet werd, versmolt het.

22 En op den zesden dag verzamelden zij van dat brood dubbel, telkens twee gomers voor ieder; en alle oversten der gemeente kwamen en verkondigden het aan Mozes.23 En hij sprak tot hen: Dit is het wat de Heer gezegd heeft: morgen is de dag der rust, de heilige sabbat des Heren; wat gij bakken wilt, bakt dat, en wat gij koken wilt, kookt dat; maar wat overig is, laat dat overblijven, opdat het bewaard worde tot den morgen.24 En zij lieten het overblijven tot den morgen, gelijk Mozes geboden had; toen werd het niet stinkend, en er was ook geen worm in.25 Toen sprak Mozes: Eet dat heden, want het is heden de sabbat des Heren; gij zult het heden niet vinden op het veld.26 Zes dagen zult gij verzamelen, maar de zevende dag is de sabbat; op dien dag zal het er niet zijn.27 Maar op den zevenden dag gingen enigen van het volk uit om te verzamelen, maar zij vonden niets.28 Toen sprak de Heer tot Mozes: Hoe lang weigert gijlieden mijne geboden en wetten te houden?29 Zie, de Heer heeft u den sabbat gegeven; daarom geeft Hij u op den zesden dag voor twee dagen brood. Zo blijve dan een ieder thuis, en niemand ga uit van zijne plaats op den zevenden dag.30 Alzo rustte het volk op den zevenden dag.31 En het huis Israls noemde het Manna; en het was als korianderzaad, en wit, en het had een smaak als meelbloem met honig.

32 En Mozes sprak: Dit is het wat de Heer geboden heeft: Vul een gomer daarvan om te bewaren voor uwe nakomelingen, opdat men het brood zie, waarmede Ik u gespijsd heb in deze woestijn, toen Ik u uit Egypteland voerde.33 En Mozes sprak tot Aron: Neem ene kruik en doe een gomer vol manna daarin, en zet die Vr den Heer, om te bewaren voor uwe nakomelingen.34 Gelijk de Heer Mozes geboden had, zo zette Aron die aldaar, nevens de ark der getuigenis, om bewaard te worden.35 En de kinderen Israls aten Manna veertig jaar, totdat zij in het land kwamen, waarin zij wonen zouden; tot aan de grenzen van het land Kanan aten zij Manna.36 Een gomer nu is het tiende deel van een efa.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile