the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Exodus 15
1 Toen zongen Mozes en de kinderen Israls dit lied den Heer, en spraken: Ik zal den Heer zingen, want Hij heeft ene heerlijke daad gedaan; paard en wagen heeft Hij in de zee gestort.2 De Heer is mijne sterkte en mijn lofzang, en Hij is mijn heil; deze is mijn God, ik zal Hem prijzen; Hij is de God mijns vaders, ik zal Hem verheffen.3 De Heer is de rechte krijgsman; Heer is zijn naam.4 De wagens van Farao en zijne uitgelezen hoofdlieden verzonken in de Schelfzee.5 De diepte heeft hen bedekt; zij gingen te gronde als stenen.6 Heer, uwe rechterhand doet grote wonderen, Heer, uwe rechterhand heeft de vijanden verslagen;7 en met uwe grote heerlijkheid hebt Gij uwe tegenpartij ternedergestort; want toen Gij uwe grimmigheid uitliet, verteerde zij hen als stoppels.8 Door uw blazen hoopten zich de wateren op, en de vloeden stonden overeind; de diepte verstijfde in het midden der zee.9 De vijand dacht: Ik zal hem najagen, en hen achterhalen, en den buit uitdelen, en mijnen moed aan hen koelen; ik zal mijn zwaard uittrekken, en mijne hand zal hen verderven:10 toen liet Gij uwen wind blazen, en de zee bedekte hen, en zij verzonken als lood in machtige wateren.11 Heer, wie is U gelijk onder de goden? Wie is U gelijk, die zo machtig, heilig, verschrikkelijk, lofwaardig en wonderdadig is?12 Toen Gij uwe rechterhand uitstrektet, verslond hen de aarde.13 Gij hebt door uwe barmhartigheid uw volk geleid, hetwelk Gij verlost hebt, en hebt hen door uwe sterkte gevoerd tot uwe heilige woning.14 Toen de volken dat hoorden, beefden zij; angst overviel de Filistijnen;15 toen verschrikten de vorsten van Edom, siddering beving Moabs geweldigen, al de inwoners van Kanan werden moedeloos.16 Laat verschrikking en vrees hen overvallen door uwen groten arm; dat zij verstijven als stenen, totdat uw volk, Heer, er doorheen kome, totdat er doorheen kome het volk, hetwelk Gij verworven hebt.17 Breng hen daarin, en plant hen op den berg uws erfdeels, dien Gij, Heer, U tot ene woning gemaakt hebt, tot uw heiligdom, Heer, hetwelk uw hand bereid hebben.18 De Heer zal koning zijn altoos en eeuwiglijk;19 want Farao trok in de zee met paarden en wagens en ruiters, en de Heer liet de zee weer over hen vallen, maar de kinderen Israls gingen droog midden door de zee.20 En Mirjam, de profetes, Arons zuster, nam ene trommel in hare hand; en alle vrouwen volgden haar naar buiten met trommels en in reien.21 En Mirjam zong haar voor: Laat ons den Heer zingen, want Hij heeft een heerlijke daad gedaan: man en paard heeft Hij in de zee gestort.
22 Toen liet Mozes de kinderen Israls opbreken, van de Schelfzee af tot in de woestijn Sur; en zij reisden drie dagen in de woestijn en zij vonden geen water.23 Toen kwamen zij te Mara; doch zij konden het water te Mara niet drinken, want het was bitter; daarom noemt men de plaats Mara.24 Toen murmureerde het volk tegen Mozes, zeggende: Wat zullen wij drinken?25 En hij riep tot den Heer, en de Heer wees hem houtgewas; dit deed hij in het water, toen werd het zoet. Aldaar gaf de Heer hun ene wet en een recht, en beproefde hen,26 en sprak: Is het, dat gij naar de stem van den Heer, uwen God, zult horen, en doen wat recht is voor Hem, en uwe oren neigen tot zijne geboden, en houden al zijne wetten, zo zal Ik gene dier krankheden op u leggen, welke Ik op Egypte gelegd heb; want Ik ben de Heer: uw geneesmeester.27 En zij kwamen te Elim; daar waren twaalf waterfonteinen en zeventig palmbomen; en zij legerden zich aldaar aan het water.