the Fourth Week of Advent
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Exodus 1
1 Dit zijn de namen der zonen Israls, die met Jakob in Egypte kwamen, een ieder kwam daarin met zijn huis:2 Ruben, Simeon, Levi, Juda,3 Issaschar, Zebulon, Benjamin,4 Dan, Naftali, Gad, Aser.5 En alle zielen, uit Jakobs lendenen voortgekomen, waren zeventig; maar Jozef was te voren in Egypte.6 Toen nu Jozef gestorven was, en al zijne broeders, en allen, die in dien tijd geleefd hadden,7 wiesen de kinderen Israls, en verwekten kinderen en vermenigvuldigden zich; en zij werden zeer veel, zodat het land vol van hen werd.
8 Toen stond er een nieuwe koning op over Egypte; die wist niet van Jozef;9 en hij sprak tot zijn volk: Zie, het volk der kinderen Israls is veel, en meer dan wij.10 Welaan, wij willen hen met list verdrukken, opdat zij niet zoveel worden; want zo er een oorlog ontstond, mochten zij zich bij onze vijanden voegen en tegen ons strijden, en uit dit land trekken.11 En men stelde opzieners van den dwangdienst over hen, die hen met zwaren dienst drukken zouden; want men bouwde voor Farao de steden Pithom en Ramses tot voorraadsteden.12 Maar hoe meer zij het volk onderdrukten, hoe meer het zich vermenigvuldigde en uitbreidde; zodat zij bevreesd werden voor de kinderen Israls.13 En de Egyptenaars dwongen de kinderen Israls te dienen met onbarmhartigheid,14 en maakten hun het leven zuur door zwaren arbeid in leem en tichelstenen, en door allerlei dwangdienst op het veld en door allerlei arbeid, dien zij hun oplegden met onbarmhartigheid.
15 En de koning van Egypte gebood de vroedvrouwen der Hebreeuwse vrouwen, de ne genaamd Sifra, en de andere Pua:16 Wanneer gij de Hebreeuwse vrouwen helpt, en op den stoel ziet, dat het een zoon is, zo doodt hem; maar is het ene dochter, zo laat haar leven.17 Maar de vroedvrouwen vreesden God, en deden niet gelijk de koning van Egypte haar geboden had, maar lieten de kinderen leven.18 Toen riep de koning van Egypte de vroedvrouwen en sprak tot haar: Waarom doet gij zulks, dat gij de kinderen laat leven?19 De vroedvrouwen antwoordden Farao: De Hebreeuwse vrouwen zijn niet als de Egyptische, want zij zijn sterke vrouwen; eer de vroedvrouw tot haar komt, hebben zij reeds gebaard.20 Daarom deed God den vroedvrouwen wl; en het volk vermenigvuldigde zich en werd zeer veel.21 En dewijl de vroedvrouwen God vreesden, bouwde Hij hare huizen.22 Toen gebood Farao al zijn volk en sprak: Werpt alle zonen, die geboren worden, in de rivier, en laat alle dochters leven.