the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Esther 4
1 Toen nu Mordechai vernam al wat er geschied was, scheurde hij zijne klederen en trok een zak aan met as; en hij ging uit in het midden der stad, en riep overluid en klagelijk.2 En hij kwam tot Vr de poort des konings, want niemand mocht tot's konings poort ingaan die een zak aanhad.3 En in alle gewesten en in elke plaats, waar het bevel en de wet des konings aan kwam, was grote droefheid onder de Joden; en velen vastten, weenden, en droegen rouw, en lagen in zak en as.4 Toen kwamen de jonge dochters van Ester en hare kamerdienaars, en gaven het haar te kennen. Toen verschrikte de koningin zeer, en zij zond klederen, opdat Mordechai die zou aantrekken en den zak van zich afleggen; maar hij nam ze niet aan.
5 Toen riep Ester Hathach, een van des konings kamerdienaars, die Vr haar stond, en gaf hem bevel om bij Mordechai te vernemen wat dit was en waarom hij dat deed.6 Toen ging Hathach uit naar Mordechai op de straat der stad, die Vr de poort des konings was;7 en Mordechai zeide hem alles wat hem wedervaren was, en de som van het zilver, dat Haman gezegd had in des konings schatkamer te zullen wegen, wegens de Joden, om die te verdelgen;8 en hij gaf hem een afschrift van het gebod, dat te Susan aangeslagen was om hen te verdelgen, teneinde het aan Ester te vertonen en het haar bekend te maken, en om haar aan te manen, dat zij tot den koning zou gaan, ten einde zijne gunst te smeken en ene voorbede te doen voor haar volk.9 En toen Hathach binnenkwam en aan Ester de woorden van Mordechai zeide,10 sprak Ester tot Hathach, en gebood hem dit aan Mordechai over te brengen:11 Al de knechten des konings, en het volk in de landen des konings, weten, dat al wie tot den koning ingaat binnen in het hof, hetzij man of vrouw, die niet geroepen is, die moet naar het strikt gebod sterven, tenzij de koning hem den gouden schepter toereike, opdat hij in leven blijve: ik nu ben in dertig dagen niet geroepen om tot den koning in te komen.12 En toen de woorden van Ester aan Mordechai werden te kennen gegeven,13 deed Mordechai aan Ester antwoorden: Denk niet, dat gij uw leven zult redden, dewijl gij in het huis des konings zijt, boven alle Joden.14 Want indien gij op dezen tijd zwijgen zult, zo zal den Joden hulp en verlossing uit ene andere plaats ontstaan, en gij en uws vaders huis zult omkomen. En wie weet, of gij niet terwille van dezen tijd tot den troon gekomen zijt?15 Toen deed Ester aan Mordechai antwoorden:16 Ga dan heen en vergader alle Joden, die te Susan te vinden zijn, en vast voor mij, dat gij niet eet, noch drinkt in drie dagen, noch bij dag, noch bij nacht; ik en mijne jonge dochters zullen ook vasten; en dan zal ik tot den koning binnengaan tegen het gebod: kom ik om, zo kom ik om.17 En Mordechai ging heen en deed alles wat Ester hem geboden had.