the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Esther 3
1 Na deze gebeurtenissen maakte koning Ahasveros Haman, den zoon van Hammedatha, den Agagiet, groot en verhoogde hem, en stelde zijnen stoel boven al de vorsten, die met hem waren.2 En alle knechten des konings, die in de poort des konings waren, bogen de knien en vielen voor Haman neder, want de koning had het zo geboden; doch Mordechai boog de knien niet en viel niet neder.3 Toen spraken de knechten des konings, die in de poort des konings waren, tot Mordechai: Waarom overtreedt gij des konings gebod?4 En toen zij dat dagelijks tot hem zeiden, en hij naar hen niet hoorde, gaven zij het aan Haman te kennen, om te zien of de handelwijs van Mordechai bestaan zou; want hij had hun gezegd, dat hij een Jood was.5 En toen Haman zag, dat Mordechai voor hem de knien niet boog, noch voor hem nederviel, werd hij vol gramschap.6 Doch het was hem te gering, dat hij aan Mordechai alleen de hand zou slaan, want men had hem het volk van Mordechai bekend gemaakt, maar hij trachtte het volk van Mordechai, al de Joden, die in het gehele koninkrijk van Ahasveros waren, te verdelgen.
7 In de eerste maand, dat is de maand Nisan, in het twaalfde jaar van koning Ahasveros, werd het Pr, dat is het lot, geworpen, voor Haman, van den enen dag op den anderen, en van maand tot maand tot op de twaalfde maand, dat is de maand Adar.8 En Haman sprak tot koning Ahasveros: Er is een volk, verstrooid en verdeeld onder alle volken in alle landen uws koninkrijks, en hunne wet is anders dan die van alle volken, en zij doen niet naar de wetten des konings, en het voegt den koning niet hen te laten begaan.9 Indien het den koning behaagt, zo schrijve hij, dat men hen ombrenge: zo wil ik tienduizend talenten zilver wegen onder de hand der ambtlieden, opdat men ze brenge in de schatkamer des konings.10 Toen trok de koning zijnen ring van de hand en gaf dien aan Haman, den zoon van Hammedatha, den Agagiet, den vijand der Joden.11 En de koning zeide tot Haman: Dat zilver zij u gegeven, daarbenevens dat volk, dat gij daarmede doet wat u behaagt.12 Toen riep men de schrijvers des konings, op den dertienden dag der eerste maand; en er werd geschreven zoals Haman beval, aan de vorsten des konings, en aan de landvoogden hier en daar, in de gewesten, en aan de hoofdlieden van elk volk, in de gewesten hier en daar, naar het schrift van elk volk en in hunne taal, in den naam van koning Ahasveros, en met des konings ring verzegeld.13 En de brieven werden gezonden door de lopers in al de gewesten des konings om te verdelgen, te doden en om te brengen alle Joden, zo jong als oud, kinderen en vrouwen, op n dag, namelijk op den dertienden dag der twaalfde maand, dat is de maand Adar, en hun goed te roven.14 Aldus was de inhoud van het geschrift, dat er een gebod gegeven was aan alle gewesten, om allen volken te openbaren, dat zij tegen dien dag gereed zouden zijn.15 En de lopers gingen schielijk uit naar des konings gebod; en op den burg Susan werd dat gebod aangeslagen. En de koning en Haman zaten te drinken, maar de stad Susan was in onrust.