the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Esther 1
1 Ten tijde van Ahasveros, die koning was van Indi af tot Morenland toe, over honderd zeven en twintig gewesten;2 en toen hij op zijn koninklijken troon zat op den burg Susan,3 in het derde jaar zijner regering, richtte hij een maaltijd aan voor al zijne vorsten en knechten, namelijk voor de machtigen in Perzi en Medi, voor de landvoogden en oversten der gewesten in zijne tegenwoordigheid,4 om te laten zien den heerlijken rijkdom zijns koninkrijks en de kostelijke heerlijkheid zijner majesteit, vele dagen lang, namelijk honderd en tachtig dagen.5 En toen die dagen om waren, maakte de koning een maaltijd voor al het volk, dat op den burg Susan gevonden werd, zowel groot als klein, zeven dagen lang, in het voorhof des hofs van het koninklijk paleis.6 Daar hingen witte, rode en hemelsblauwe gordijnen, met linnen en scharlaken koorden, gehangen in zilveren ringen, aan marmeren pilaren; de banken waren van goud en zilver, op een plaveisel van groene, witte, gele en zwarte marmerstenen gemaakt.7 En den drank droeg men in gouden vaten op, en gedurig andere en andere vaten, en koninklijken wijn in menigte, zoals slechts de koning geven kon.8 En men dwong niemand wat hij drinken zou; want de koning had aan alle opzieners van zijn huis bevolen, dat ieder doen zou, zoals het hem behaagde.9 En koningin Vasti richtte ook een maaltijd aan voor de vrouwen, in het koninklijk huis van koning Ahasveros.
10 En op den zevenden dag, toen de koning welgemoed was van den wijn, beval hij Mehuman, Bizta, Harbona, Bichta, Abachta, Zethar en Karkas, de zeven kamerdienaars, die koning Ahasveros dienden,11 dat zij koningin Vasti zouden halen voor den koning, met de koninklijke kroon, om aan de volken en vorsten hare schoonheid te tonen; want zij was schoon.12 Doch koningin Vasti wilde niet komen op het bevel des konings door zijne kamerdienaars. Toen werd de koning zeer toornig, en zijne gramschap ontstak in hem.13 En de koning sprak tot de wijzen, die 's lands zeden verstonden, want des konings zaken moesten behandeld worden in de tegenwoordigheid van hen, die de wet en het recht verstonden;14 en de naasten bij hem waren toen Karsena, Sethar, Admatha, Tarsis, Meres, Marsena en Memuchan, de zeven vorsten van Perzi en Medi, die het aangezicht des konings zagen en de eerste plaatsen in het rijk bekleedden,15 hoe men volgens recht met koningin Vasti moest handelen, omdat zij niet gedaan had naar het bevel des konings door zijne kamerdienaars.16 Toen sprak Memuchan tot den koning en de vorsten: Koningin Vasti heeft niet alleen tegen den koning kwalijk gedaan, maar ook tegen alle vorsten en tegen alle volken, in alle gewesten van koning Ahasveros.17 Want deze daad der koningin zal ruchtbaar worden onder alle vrouwen, zodat hare mannen verachtelijk zullen zijn in hare ogen, en zij zullen zeggen: Koning Ahasveros gebood koningin Vasti Vr hem te komen, maar zij wilde niet.18 Zo zullen nu de vorstinnen in Perzi en Medi ook alzo zeggen tot al de vorsten des konings, als zij deze daad der koningin horen; dan zal er verachting en toorn genoeg wezen.19 Indien het den koning behaagt, zo late men een koninklijk gebod van hem uitgaan, en schrijve in de wetten der Perzen en Meden, hetwelk men niet mag overtreden, dat Vasti niet meer voor koning Ahasveros verschijnen zal, en dat de koning hare koninklijke waardigheid geven zal aan ene andere, die beter is dan zij.20 En als dit bevel des konings, dat hij geven zal, in zijn gehele rijk, hetwelk groot is, ruchtbaar wordt, dan zullen alle vrouwen haren mannen ere geven, zowel onder groten als geringen.21 Dit behaagde den koning en den vorsten, en de koning deed naar het woord van Memuchan.22 Toen werden er brieven uitgezonden in alle gewesten des konings, in elk land naar zijn schrift en tot elk volk naar zijne taal: dat ieder man de opperheer zou zijn, en in zijn huis spreken kon naar de taal zijns volks.