the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Prediker 8
1 Wie is zo wijs, en wie kan dit uitleggen? De wijsheid eens mensen heldert zijn aangezicht op, maar wie stuurs is, die wordt gehaat.2 Houd het bevel des konings en den eed Gods.3 Haast u niet om van zijn aangezicht weg te gaan, en blijf niet bij ene kwade zaak; want hij doet alwat hem lust.4 In des konings uitspraak is kracht; en wie kan tot hem zeggen: Wat doet gij?5 Wie het gebod houdt, die zal niets kwaads gewaarworden; maar het hart eens wijzen weet tijd en wijs.
6 Want elk voornemen heeft zijnen tijd en zijne wijs, en daarom is het, dat er zoveel ongeluk bij den mens is;7 want hij weet niet, wat er geweest is, en wie zal hem zeggen, wat er worden zal?8 Een mens heeft geen macht over den adem, om den adem terug te houden, en hij heeft geen macht over den dag des doods, en hij wordt niet vrijgelaten in dezen strijd; ook zal de goddeloosheid den goddeloze niet redden.
9 Dat alles heb ik gezien, toen ik mijn hart richtte tot alle werken, die onder de zon geschieden, ten tijde dat de ene mens over den anderen heerst, hem tot ongeluk.10 En daar zag ik goddelozen, die begraven werden en tot rust kwamen: maar er gingen weg uit de heilige plaats en werden vergeten in de stad, die recht gedaan hadden: dit is ook ijdelheid.11 Omdat het oordeel over de boze werken niet schielijk geschiedt, daardoor wordt het hart der mensen vol om kwaad te doen.12 Ofschoon een zondaar honderdmaal kwaaddoet en nochtans lang leeft, zo weet ik echter, dat het hun zal welgaan, die God vrezen, die zijn aangezicht ontzien;13 maar den goddeloze zal het niet welgaan; en zij zullen gelijk ene schaduw niet lang leven, die voor God niet vrezen.
14 Er is Ng ene ijdelheid, die op de aarde geschiedt: er zijn rechtvaardigen, wien het gaat, als hadden zij werken der goddelozen, en er zijn goddelozen, wien het gaat, als hadden zij werken der rechtvaardigen: dit, zeg ik, is ook ijdelheid.15 Daarom prees ik de vreugd, omdat de mens niets beters heeft onder de zon dan te eten en te drinken en vrolijk te zijn, want dit blijft hem van zijnen arbeid, al de dagen zijns levens, die God hem geeft onder de zon.16 Ik stelde mijn hart om wijsheid te weten, en de moeite te aanschouwen, die op de aarde geschiedt, zodat men menigmaal dag noch nacht den slaap ziet met zijne ogen;17 en ik zag al het werk van God, dat de mens het werk, dat onder de zon geschiedt, niet doorgronden kan; en hoe meer de mens arbeidt om te zoeken, hoe minder hij het vinden zal; of hij al zegt: Ik ben wijs en weet het, hij kan het echter niet uitvinden.