the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Prediker 4
1 Daarna wendde ik mij en beschouwde allen, die onrecht lijden onder de zon; en zie, daar waren tranen dergenen, die onrecht leden en geen trooster hadden; en die hun onrecht deden waren machtig, zodat zij geen trooster meer konden hebben.2 Toen prees ik de doden, die alreeds gestorven waren, meer dan de levenden, die het leven nog hadden;3 en wie nog niet is, is beter dan die beiden, dewijl hij het niet gewaar wordt, wat onder de zon geschiedt.
4 Ik zag den arbeid en den voorspoed in alle zaken; daar benijdde de een den ander; dit is immers ook ijdelheid en kwelling des geestes.5 Een dwaas slaat zijne handen in elkander, en verteert zijn vlees:6 beter is een handvol met rust dan beide vuisten vol met verdriet en kwelling des geestes.
7 Daarna wendde ik mij en zag nog ene andere ijdelheid onder de zon;8 er is een alleen, en geen ander bij hem, en heeft noch kind noch broeder; nochtans is er geen einde aan zijnen arbeid, en zijne ogen worden van rijkdom niet verzadigd, en hij zegt niet: Voor wien arbeid ik toch en doe mijne ziel gebrek hebben aan het goede? Ook dit is ijdelheid en ene verdrietelijke moeite.9 Dus zijn immers twee beter dan n, want zij genieten toch hunnen arbeid wl;10 valt n van hen, dan helpt zijn gezel hem op; maar wee dengene, die alleen is: als hij valt, is er geen tweede, die hem ophelpt.11 Ook als twee bij elkander liggen, verwarmen zij zich; maar hoe kan n alleen warm worden?12 En kan overweldigd worden, maar twee kunnen wederstand bieden; en een drievoudig snoer wordt niet licht verbroken.
13 Een arm jongeling, die wijs is, is beter dan een oude en dwaze koning, die zich niet meer laat raden;14 want er komt wel iemand uit de gevangenis tot het koningschap, en een, die met koningswaardigheid geboren is, wordt arm.15 Ook zag ik, dat alle levenden onder de zon wandelen met den jongeling, die in des eersten plaats zou komen;16 en aan het volk, dat Vr hem ging, was geen einde; ook dat hem volgde, werd over hem toch niet verblijd: ook dit is immers ijdelheid en kwelling des geestes.