the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Prediker 3
1 Ieder ding heeft zijn bepaalden tijd, en elke zaak onder den hemel heeft hare ure:2 geboren worden heeft zijn tijd, en sterven heeft zijn tijd; planten heeft zijn tijd, en het geplante uitroeien heeft zijn tijd;3 wonden heeft zijn tijd, en helen heeft zijn tijd; breken heeft zijn tijd, en bouwen heeft zijn tijd;4 wenen heeft zijn tijd, en lachen heeft zijn tijd; klagen heeft zijn tijd, en dansen heeft zijn tijd;5 stenen verstrooien heeft zijn tijd, en stenen vergaderen heeft zijn tijd; omhelzen heeft zijn tijd, en verre zijn van omhelzen heeft zijn tijd;6 zoeken heeft zijn tijd, en verliezen heeft zijn tijd; bewaren heeft zijn tijd, en wegwerpen heeft zijn tijd;7 scheuren heeft zijn tijd, en verstellen heeft zijn tijd; zwijgen heeft zijn tijd, en spreken heeft zijn tijd;8 liefhebben heeft zijn tijd, en haten heeft zijn tijd; oorlogen heeft zijn tijd, en vrede heeft zijn tijd;9 men arbeide, hoe men wil, wat voordeel heeft men er toch van?10 Daaruit zag ik de moeite, die God den mensen heeft opgelegd, dat zij daarmede geplaagd worden;
11 doch Hij maakt alles wl op zijn tijd; ook heeft Hij het eeuwige in hun hart gelegd, uitgenomen, dat de mens het werk, hetwelk God doet, niet kan begrijpen, noch het begin, noch het einde.12 Daarom merkte ik, dat er niets beters voor hen is dan vrolijk te zijn en zichzelven wat te goed te doen in hun leven;13 ook dat enig mens eet en drink en welgemoed is in al zijnen arbeid, dat is een gave van God.14 Ik merkte, dat alwat God doet bestendig is; men kan er niets aan toevoegen noch afdoen, en dat doet God, opdat men Hem vreze:15 wat geschied is, was al voorlang, en wat geschieden zal, is reeds geweest; maar God zoekt hetgeen verleden is.
16 Verder zag ik onder de zon ene plaats des gerichts, en aldaar was goddeloosheid; en ene plaats der gerechtigheid, en aldaar waren goddelozen.17 Toen dacht ik in mijn hart: God zal den rechtvaardige en den goddeloze oordelen; want elk voornemen en elke verrichting heeft haren tijd.18 Ik sprak in mijn hart: het geschiedt vanwege de mensenkinderen, opdat God hen beproeve en zij zien, dat zij op zichzelven zijn als het vee.19 Want het gaat den mens als het vee: gelijk dit sterft, sterft hij k, en zij hebben allen enerlei adem, en de mens heeft niets meer dan het vee, want het is alles ijdelheid;20 alles gaat naar ne plaats; alles is van stof gemaakt en wordt weder tot stof.21 Wie weet het, of de adem der mensen opwaarts gaat, en de adem van het vee nederwaarts daalt in de aarde?22 Daarom zeg ik, dat er niets beters is, dan dat een mens vrolijk zij in zijnen arbeid, want dit is zijn deel; want wie zal hem Zver brengen, dat hij ziet wat na hem geschieden zal?