the Fourth Week of Advent
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Prediker 2
1 Ik sprak in mijn hart: Welaan, ik zal vrolijk leven en goede dagen hebben; maar zie, dit was k ijdelheid.2 Ik sprak tot het lachen: Gij zijt dwaas; en tot de vreugd: Wat doet gij?3 Toen dacht ik in mijn hart mijn lichaam met wijn te laven, maar zo, dat mijn hart zich met wijsheid bezig hield, om te begrijpen, wat dwaasheid zij, totdat ik leerde, wat den mensen goed was om te doen onder den hemel gedurende de dagen huns levens.4 Ik deed grote dingen, ik bouwde huizen, ik plantte wijnbergen;5 ik maakte mij tuinen en lusthoven, en plantte allerlei vruchtbare bomen daarin;6 ik maakte mij vijvers om daaruit de wouden der groene bomen te bevochtigen,7 ik had knechten en maagden en een huisgezin; ik had een grotere menigte van runderen en schapen dan allen, die Vr mij te Jeruzalem geweest waren:8 ik vergaderde mij ook zilver en goud, en het bezit van de koningen en landen; ik bestelde mij zangers en zangeressen en wellustigheden der mensen, allerlei snarenspel;9 en ik nam toe boven allen, die Vr mij te Jeruzalem geweest waren; ook bleef de wijsheid bij mij;10 en alwat mijne ogen wensten, liet ik hun toe, en onthield mijn hart geen vreugd, zodat het vrolijk was over al mijnen arbeid, en dat hield ik voor mijn deel van al mijn werk.11 Maar toen ik al mijne werken aanzag, die mijne handen gemaakt hadden, en al de moeite, die ik gehad had, zie, toen was alles ijdelheid en kwelling des geestes, en niets meer onder de zon.
12 Toen wendde ik mij om te zien de wijsheid, ook de onzinnigheid en dwaasheid; want wie weet wat het voor een mens zal zijn, die zou kunnen komen achter den koning, achter hem, dien men reeds lang daartoe had aangesteld?13 Toen zag ik, dat de wijsheid de dwaasheid te boven ging, gelijk het licht de duisternis;14 dat den wijze zijne ogen in het hoofd staan, maar dat de dwazen in de duisternis gaan; en ik merkte evenwel, dat het den n gaat als den ander.15 Toen dacht ik in mijn hart: Dewijl het den dwaas gaat als mij, waarom heb ik dan naar wijsheid gestaan? En ik dacht in mijn hart, dat ook dit ijdelheid was.16 Want men denkt aan den wijze niet altoos, evenmin als aan den dwaas; en in de toekomende dagen wordt alles vergeten, en zoals de wijze sterft, sterft ook de dwaas.
17 Daarom verdroot het mij te leven; want mij mishaagde hetgeen onder de zon geschiedt, dat het zo geheel ijdelheid en kwelling des geestes is;18 en mij verdroot al mijn arbeid, dien ik had onder de zon, omdat ik dien moest achterlaten aan een mens, die na mij wezen zou,19 want wie weet, of hij wijs zal zijn of dwaas? En nochtans zal hij heer zijn over al mijnen arbeid, dien ik met zoveel wijsheid gedaan heb onder de zon: dit is k ijdelheid.20 Daarom wendde ik mij, opdat mijn hart zou afstaan van al den arbeid, dien ik gedaan had onder de zon;21 want al heeft een mens zijnen arbeid met wijsheid, wetenschap en geschiktheid tot stand gebracht, hij moet dien aan een ander tot een erfdeel overlaten, die er niet aan gearbeid heeft: dit is ook ijdelheid en een groot ongeluk.22 Want wat heeft de mens anders van al zijnen arbeid en van de moeite zijns harten, die hij heeft onder de zon,23 dan zijn leven lang smarten, met kwelling en verdriet, dat zelfs des nachts zijn hart niet rust? Dit voorwaar is ijdelheid.24 Is het dan voor den mens niet beter, dat hij eet en drinkt, en zijne ziel vrolijk is bij zijnen arbeid? Doch ik heb gezien, dat zulks van de hand van God komt;25 want wie heeft vrolijker gegeten en zich meer vermaakt dan ik?26 Want den mens, die Hem behaagt, geeft Hij wijsheid, verstand en vreugd; maar aan den zondaar geeft Hij ongeluk, zodat hij vergadert en oplegt, en het toch gegeven wordt aan dengene, die Gode behaagt: ook dit is ijdelheid en kwelling des geestes.