the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Deuteronomium 5
1 En Mozes riep geheel Isral bijeen, en sprak tot hen: Hoor, Isral, de geboden en inzettingen, welke ik heden voor uwe oren spreek; en leert ze en onderhoudt ze, dat gij er naar doet.2 De Heer, onze God, heeft een verbond met ons gemaakt bij Horeb.3 En Hij heeft dit verbond gemaakt niet met onze vaderen, maar met ons, die hier heden allen levend zijn.4 Hij heeft met u van aangezicht tot aangezicht gesproken uit het vuur op den berg.5 Ik stond te dier tijd tussen den Heer en u, om u het woord des Heren bekend te maken, toen gij voor het vuur vreesdet en niet op den berg gingt. En Hij sprak:
6 Ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypteland, uit het diensthuis, gevoerd heb.7 Gij zult geen andere goden Vr Mij hebben;8 gij zult u geen beeld maken van enige gelijkenis, noch van hetgeen boven in den hemel, noch van hetgeen beneden op de aarde, noch van hetgeen in het water onder de aarde is;9 gij zult die niet aanbidden, noch hen dienen; want Ik de Heer, uw God, ben een naijverig God, die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen tot in het derde en vierde lid dergenen, die Mij haten,10 en barmhartigheid bewijs aan vele duizenden dergenen, die Mij liefhebben en mijne geboden houden.11 Gij zult den naam van den Heer, uwen God, niet misbruiken, want de Heer zal niet ongestraft laten wie zijnen naam misbruikt.12 Den sabbatdag zult gij onderhouden, dat gij dien heiligt, gelijk de Heer, uw God u geboden heeft;13 zes dagen zult gij arbeiden en uw werk doen;14 maar. de zevende dag is de sabbat van den Heer, uwen God, dan zult gij geen arbeid doen, noch uw zoon, noch uwe dochter, noch uw knecht, noch uwe dienstmaagd, noch uw os, noch uw ezel, noch iets van uw vee, noch de vreemdeling, die in uwe poorten is; opdat uw knecht en uwe dienstmaagd ruste zowel als gij;15 want gij zult gedenken, dat gij ook een knecht in Egypteland waart, en dat de Heer, uw God, u vandaar heeft uitgevoerd met een machtige hand en een uitgestrekten arm; daarom heeft de Heer, uw God, u geboden, dat gij den sabbatdag zult onderhouden.16 Gij zult uwen vader en uwe moeder eren, gelijk de Heer, uw God, u geboden heeft, opdat gij lang leeft en het u welga in het land, hetwelk de Heer, uw God, u geven zal.17 Gij zult niet doden.18 Gij zult geen overspel doen.19 Gij zult niet stelen.20 Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uwen naaste.21 Gij zult niet begeren uws naasten huisvrouw. Gij zult u niet laten gelusten uws naasten huis, akker, knecht, dienstmaagd, os, ezel, noch iets dat het zijne is.22 Dit zijn de woorden, welke de Heer tot uwe gehele gemeente sprak op den berg, uit het vuur, uit de wolk en uit de donkerheid, met ene grote stem, en Hij voegde niets daaraan toe; en Hij schreef die op twee stenen tafelen en gaf ze mij.
23 En toen gij die stem uit de duisternis hoordet, en den berg zaagt branden in het vuur, toen traadt gij tot mij, al de oversten uwer stammen en uwe oudsten,24 en gij zeidet: Zie, de Heer, onze God, heeft ons laten zien zijne heerlijkheid en zijne majesteit, en wij hebben zijne stem uit het vuur gehoord; heden hebben wij gezien, dat God met mensen spreekt, en dat zij in het leven blijven.25 En nu, waarom zouden wij sterven, dat dit grote vuur ons verteerde? Zo wij nog verder de stem van den Heer, onzen God, hoorden, zo zouden wij sterven.26 Want wie is er van alle vlees, die zou kunnen horen de stem des levenden Gods, sprekende uit het vuur, gelijk wij, en levend blijven?27 Treed gij toe, en hoor alles wat de Heer, onze God, zeggen zal, en zeg het ons; alles wat de Heer, onze God, met u spreken zal, dat willen wij horen en doen.28 Toen nu de Heer uwe woorden hoorde, die gij tot mij spraakt, zeide Hij tot mij: Ik heb de woorden van dit volk gehoord, die zij tot u gesproken hebben; het is goed alwat zij gesproken hebben.29 Och, dat zij zulk een hart hadden om Mij te vrezen en al mijne geboden te houden, hun leven lang, opdat het hun welging, en hunnen kinderen na hen, eeuwiglijk!30 Ga heen en zeg hun: Gaat naar huis in uwe hutten.31 Maar gij, sta hier Vr Mij, opdat Ik tot u spreke al de wetten en geboden en inzettingen, die gij hun leren zult, opdat zij er naar doen in het land, hetwelk Ik hun geven zal om het in te nemen.32 Zo geeft dan acht, dat gij doet gelijk de Heer, uw God, u geboden heeft, en wijkt daarvan niet af, noch ter rechter hand noch ter linkerhand;33 maar wandelt in al de wegen, welke de Heer, uw God, u geboden heeft, omdat gij moogt leven en het u welga, en gij lang leeft in het land, hetwelk gij innemen zult.