Lectionary Calendar
Sunday, December 22nd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Deuteronomium 4

1 En nu, Isral, hoor naar de geboden en inzettingen, die ik u leer, dat gij die doen zult; opdat gij leven moogt en inkomen en het land berven, hetwelk de Heer, de God uwer vaderen, u geeft.2 Gij zult niets toedoen tot hetgeen ik u gebied, en zult er ook niets afdoen; opdat gij bewaren moogt de geboden van den Heer, uwen God, die ik u gebied.3 Uwe ogen hebben gezien wat de Heer gedaan heeft tegen Bal-Peor; want allen, die Bal-Peor volgden, heeft de Heer, uw God, onder u verdelgd.4 Maar gij, die den Heer, uwen God, aanhingt, leeft allen heden ten dage.5 Zie, ik heb u de geboden en inzettingen geleerd, gelijk de Heer, mijn God, mij geboden heeft, opdat gij alzo doen zult in het land, waarheen gij gaat om het in te nemen.6 Zo onderhoudt die dan en doet ze; want dat zal uwe wijsheid en uw verstand zijn bij alle volken, wanneer zij horen zullen al deze geboden, dat zij zeggen moeten: Welke wijze en verstandige lieden zijn dit, en welk een heerlijk volk!7 Want waar is zulk een heerlijk volk, hetwelk de goden zo nabij zijn, als de Heer, onze God, zo dikwijls wij Hem aanroepen?8 En waar is zulk een heerlijk volk, dat zulke rechtvaardige wetten en geboden heeft, als deze gehele wet is, die ik u heden voorleg?9 Wacht u nu en bewaar uwe ziel wl, dat gij niet vergeet de gebeurtenissen, die uwe ogen gezien hebben, en dat zij niet uit uw hart gaan al de dagen uws levens. En maakt uwen kinderen en kindskinderen bekend10 den dag, toen gij stondt voor den Heer, uwen God, aan den berg Horeb, toen de Heer tot mij zeide: Vergader Mij dit volk, opdat zij mijne woorden horen en Mij leren vrezen al de dagen huns levens op de aarde, en het leren aan hunne kinderen.11 En gij naderdet, en stondt beneden aan den berg, en de berg brandde tot midden aan den hemel; en er was duisternis, wolken en donkerheid.12 En de Heer sprak tot u midden uit het vuur; de stem zijner woorden hoordet gij, maar geen gedaante zaagt gij, alleen hoordet gij de stem.13 En Hij verkondigde u zijn verbond, hetwelk Hij u gebood te doen, namelijk de tien woorden, en schreef die op twee stenen tafelen.14 En de Heer gebood mij te dier tijd, dat ik u geboden en inzettingen zou leren, en dat gij er naar doen zoudt in het land, naar hetwelk gij trekt om het in te nemen.15 Zo bewaart nu uwe zielen wl; want gij hebt geen gedaante gezien ten dage toen de Heer met u sprak uit het vuur op den berg Horeb;16 dat gij u niet in het verderf stort, noch u enig beeld maakt, dat gelijk zij aan een man of vrouw,17 of enig gedierte op de aarde, of vogel onder den hemel,18 of gewormte op het land, of vis in het water onder de aarde;19 opdat gij ook niet uwe ogen opheft naar den hemel, en de zon en de maan en de sterren, het gehele heir des hemels aanziet, en gij afvalt en hen aanbidt en dient; welke de Heer, uw God, gesteld heeft voor alle volken onder den gansen hemel.20 Ulieden echter heeft de Heer aangenomen en u uit den ijzeroven uit Egypte gevoerd, opdat gij zijn erfvolk zoudt zijn, gelijk het te dezen dage is.21 En de Heer was zo vertoornd op mij wegens uw doen, dat Hij zwoer, dat ik niet over den Jordaan zou gaan, noch in dat goede land komen, hetwelk de Heer, uw God, u tot een erfdeel geven zal.22 Want ik moet in dit land sterven, en zal niet over den Jordaan gaan; maar gij zult er overgaan en dat goede land innemen.23 Zo wacht u nu, dat gij het verbond van den Heer, uwen God, niet vergeet, hetwelk Hij met u gemaakt heeft, en geen beelden maakt, van enige gelijkenis; gelijk de Heer, uw God, u geboden heeft.24 Want de Heer, uw God, is een verterend vuur en een ijverig God.25 Wanneer gij nu kinderen en kindskinderen verwekt, en in het land woont, en u in het verderf stort, en beelden van enige gelijkenis maakt, zodat gij kwaad doet voor den Heer uwen God, en gij Hem vertoornt:26 zo roep ik heden hemel en aarde tot getuigen over u, dat gij spoedig dat land weder verliezen zult, naar hetwelk gij over den Jordaan gaat om het in te nemen; gij zult daarin niet lang blijven, maar gij zult verdelgd worden.27 En de Heer zal u verstrooien onder de volken, en gij zult als een gering volkje overblijven onder de vreemde volken, waarheen de Heer u drijven zal.28 Aldaar kunt gij dan goden dienen, die het werk van mensenhanden zijn: hout en steen, die niet zien, noch horen, noch eten, noch ruiken.29 Maar wanneer gij vandaar den Heer, uwen God, zoeken zult, zo zult gij Hem vinden, als gij Hem met uw ganse hart en ziel zult zoeken.30 Wanneer gij beangst zult zijn, en al deze dingen u treffen zullen in de laatste dagen, dan zult gij u bekeren tot den Heer, uwen God, en aan zijne stem gehoorzaam zijn.31 Want de Heer, uw God, is een barmhartig God; Hij zal u niet verlaten, noch in het verderf storten, en zal ook niet vergeten het verbond, hetwelk Hij uwen vaderen gezworen heeft.32 Want vraag naar de vorige tijden, die Vr u geweest zijn, van dien dag af, dat God den mens op de aarde geschapen heeft, van het ene einde des hemels tot het andere, of ooit zulk ene grote zaak geschied of iets dergelijks ooit gehoord is,33 dat een volk de stem Gods gehoord heeft uit het vuur sprekende, gelijk gij gehoord hebt, en in het leven is gebleven?34 Of dat God beproefd heeft heen te gaan en zich een volk midden uit een volk te nemen door beproevingen, door tekenen, door wonderen, door strijd, en door een machtige hand en door een uitgestrekten arm, en door verschrikkelijke daden; gelijk de Heer, uw God, dit alles voor u gedaan heeft in Egypte voor uwe ogen?35 Gij hebt het gezien, opdat gij weten zoudt, dat de Heer alleen God is, en niemand meer.36 Van den hemel heeft Hij u zijne stem doen horen, om u te tuchtigen; en op de aarde heeft Hij u zijn groot vuur getoond, en zijne woorden hebt gij uit het vuur gehoord.37 Daarom dat Hij uwe vaderen liefgehad en hun zaad na hen verkoren heeft, daarom heeft Hij u gevoerd uit Egypte met zijn aanschijn, door zijne grote kracht,38 opdat Hij volken, groter en sterker dan gij zijt, voor uwe ogen uit hunne bezitting verdrijven en u hun land tot een erfdeel geven zou, gelijk het heden geschied is.39 Zo zult gij nu heden weten en ter harte nemen, dat de Heer God is, boven in den hemel en beneden op de aarde, en niemand meer;40 opdat gij onderhoudt zijne inzettingen en geboden, die ik u heden gebied: zo zal het u welgaan, en uwen kinderen na u; opdat uw leven lang dure in het land, hetwelk de Heer, uw God, u geeft eeuwiglijk.

41 Toen zonderde Mozes drie steden af, aan gene zijde van den Jordaan, tegen den opgang der zon,42 opdat daarheen zou kunnen vluchten wie zijnen naaste onvoorziens doodt, en hem te voren niet vijandig geweest is, hij zal in een van die steden vluchten, opdat hij in leven moge blijven:43 Bezer in de woestijn, in het effen land, voor de Rubenieten; en Ramoth in Gilead, voor de Gadieten; en Golan in Basan, voor de Manassieten.44 Dit is de wet, welke Mozes den kinderen Israls voorlegde.45 Dit zijn de getuigenissen, de geboden en inzettingen, welke Mozes den kinderen Israls zeide, toen zij uit Egypte getrokken waren,46 aan gene zijde van den Jordaan, in het dal tegenover Beth-Peor, in het land van Sihon, den koning der Amorieten, die te Hesbon woonde, dien Mozes en de kinderen Israls versloegen, toen zij uit Egypte getrokken waren,47 en zijn land innamen; alsook het land van Og, den koning van Basan: twee koningen der Amorieten, die aan gene zijde van den Jordaan waren tegen den opgang der zon,48 van Aror af, hetwelk aan den oever der beek Arnon ligt, tot aan den berg Sion, dat is de Hermon;49 en al het vlakke veld aan gene zijde van den Jordaan, tegen den opgang der zon, tot aan de zee in het vlakke veld, beneden aan den berg Pisga.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile