the Fourth Week of Advent
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Deuteronomium 6
1 Dit nu zijn de wetten en geboden en inzettingen, welke de Heer, uw God, geboden heeft, opdat gij die leren en doen zoudt in het land, waarheen gij trekt om het in te nemen;2 opdat gij den Heer, uwen God, vreest, en al zijne inzettingen en geboden onderhoudt, die ik u gebied, gij en uwe kinderen en uwe kindskinderen, geheel uw leven, opdat gij lang leeft.3 Isral, gij zult horen en achtgeven, dat gij het doet, opdat het u welga en gij zeer vermenigvuldigd wordt, gelijk de Heer, de God uwer vaderen, u beloofd heeft, in een land, waar melk en honig vloeit.
4 Hoor, Isral, de Heer, onze God, is de enige Heer;5 en gij zult den Heer, uwen God, liefhebben met uw ganse hart en met uwe ganse ziel en met al uwe kracht.6 En deze woorden, die ik u heden gebied, zult gij ter harte nemen;7 en gij zult die uwen kinderen inscherpen, en daarvan spreken, als gij in uw huis zit of op den weg gaat, als gij u nederlegt of opstaat.8 En gij zult die binden tot een teken op uwe hand, en zij zullen u een gedenkteken voor uwe ogen zijn;9 en gij zult die schrijven op de posten van uw huis en aan uwe poorten.10 Wanneer nu de Heer, uw God, u in dat land brengen zal, hetwelk Hij uwen vaderen, Abraham, Isak en Jakob, gezworen heeft u te zullen geven; grote en schone steden, die gij niet gebouwd hebt,11 en huizen, vol van allerlei goed, die gij niet gevuld hebt, en uitgehouwen bornputten, die gij niet uitgehouwen hebt, en wijnbergen en olijfgaarden, die gij niet geplant hebt, opdat gij eet en verzadigd wordt,12 zo wacht u, dat gij den Heer niet vergeet, die u uit Egypteland, uit het diensthuis, gevoerd heeft.13 Maar gij zult den Heer, uwen God, vrezen en Hem dienen, en bij zijnen naam zweren;14 en zult andere goden niet navolgen, uit de goden der volken, die rondom u zijn.15 Want de Heer, uw God, is een naijverig God onder u, opdat niet de toorn van den Heer, uwen God, tegen u ontsteke en u verdelge van de aarde.16 Gij zult den Heer, uwen God, niet verzoeken, gelijk gij Hem verzocht hebt te Massa;
17 maar gij zult houden de geboden van den Heer, uwen God, en zijne getuigenissen en zijne inzettingen, die Hij u geboden heeft;18 opdat gij doet hetgeen recht en goed is voor de ogen des Heren, opdat het u welga, en gij moogt intrekken en innemen het goede land, hetwelk de Heer uwen vaderen gezworen heeft;19 dat Hij al uwe vijanden voor u verjage, gelijk de Heer gesproken heeft.20 Wanneer nu uw zoon heden of morgen u vragen zal, zeggende: Wat zijn dat voor getuigenissen, geboden en inzettingen, die de Heer, onze God, geboden heeft?21 Zo zult gij tot uwen zoon zeggen: Wij waren knechten van Farao in Egypte, en de Heer voerde ons uit Egypte met een machtige hand;22 en de Heer deed grote en kwade tekenen en wonderen aan Egypte, en aan Farao en aan al zijn huis, voor onze ogen;23 en Hij voerde ons van daar uit, opdat Hij ons invoerde en ons het land gave, hetwelk Hij onzen vaderen gezworen had.24 En de Heer heeft ons geboden te doen naar al deze inzettingen, om den Heer, onzen God, te vrezen; opdat het ons wel ga, ons leven lang, gelijk het heden ten dage is.25 En het zal onze gerechtigheid zijn voor den Heer, onzen God, als wij al deze geboden onderhouden en doen, gelijk Hij ons geboden heeft.