Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Deuteronomium 32

1 Merkt op, gij hemelen, ik zal spreken; en de aarde hore de redenen mijns monds.2 Mijne leer druipe als de regen, en mijne rede vloeie als de dauw; als de regen op het gras, als de druppels op het kruid.3 Want ik wil den naam des Heren prijzen; geeft onzen God alleen de eer.4 Hij is een steenrots, zijne werken zijn volkomen; want al wat Hij doet is recht; getrouw is God en geen kwaad aan Hem, rechtvaardig en onberispelijk is Hij.5 Een verkeerd en ondeugend geslacht valt van Hem af: zij zijn schandvlekken en niet zijne kinderen.6 Dankt gij Z den Heer, uwen God, gij dwaas en onverstandig volk? Is Hij niet uw Vader en uw Heer, is Hij het niet alleen, die u gemaakt en bereid heeft?

7 Gedenkt aan den vorigen tijd tot hiertoe, bedenk wat Hij gedaan heeft aan de voorvaderen; vraag uwen vader, die zal het u verkondigen, uwen oudsten, die zullen het u zeggen.8 Toen de Allerhoogste de volken verdeelde, en verstrooide de kinderen der mensen, toen stelde Hij de grenspalen der volken naar het getal der kinderen Israls.9 Want des Heren deel is zijn volk, Jakob is het snoer zijner erfenis.10 Hij vond hem in de woestijn, in de dorre wildernis vol gehuil; Hij omving hem, en sloeg acht op hem. Hij bewaarde hem als zijn oogappel.11 Gelijk een arend zijn jongen uitvoert en over hen zweeft, zijne vlerken uitbreidt en ze neemt, en ze draagt op zijne vleugels:12 zo heeft de Heer alleen hem geleid, en er was geen vreemd god met hem.13 Hij liet hem trekken over de hoogten des lands, en voedde hem met de vruchten des velds, en liet hem honig zuigen uit de steenrotsen en olie uit de harde stenen;14 boter van de koeien en melk van de schapen, ook het vet van de lammeren en rammen, die in Basan weiden, en bokken met vette nieren, en tarwe; en Hij drenkte hem met goed druivenbloed.

15 Maar toen Jesurun vet werd, werd hij dartel. Hij is vet en dik en sterk geworden, en heeft God laten varen, die hem gemaakt heeft, en hij heeft gering geacht de steenrots zijns heils,16 en heeft Hem tot naijver verwekt door vreemde goden; door gruwelen heeft hij Hem vertoornd.17 Zij hebben aan veldduivelen geofferd, en niet aan hunnen God; aan goden, die zij niet kenden, nieuwe, die te voren niet geweest zijn, die ook uwe vaderen niet geerd hebben.18 Uwe steenrots, die u gebaard heeft, hebt gij versmaad, en hebt God vergeten, die u gemaakt heeft.

19 En toen de Heer dat zag, werd Hij toornig over zijne zonen en dochters;20 en Hij sprak: Ik wil mijn aangezicht voor hen verbergen, Ik zal zien wat hun ten laatste wedervaren zal; want het is een verkeerd geslacht, zij zijn trouweloze kinderen.21 Zij hebben Mij tot naijver verwekt door hetgeen geen God is, met hunne afgoderij hebben zij Mij vertoornd; en Ik zal hen wederom tot naijver verwekken door hetgeen geen volk is, door een dwaas volk wil Ik hen vertoornen.22 Want het vuur is aangestoken in mijnen toorn, en het zal branden tot in het diepst der hel, en zal het land met zijn gewas verteren, en zal de grondvesten der bergen aansteken.23 Ik wil alle ongeluk over hen ophopen, Ik zal al mijne pijlen op hen verschieten.24 Van honger zullen zij versmachten, en door de koorts en een snellen dood verteerd worden; Ik zal de tanden der dieren en het vergift der slangen onder hen zenden.25 Van buiten zal het zwaard hen beroven, en van binnen de schrik; zo jongelingen als maagden, den zuigeling met den grijsaard.

26 Ik zou zeggen: Ik zal hen verdelgen, en hunne gedachtenis onder de mensen uitroeien,27 zo Ik niet schroomde den toorn der vijanden, dat hunne vijanden niet stoutmoedig worden, en zeggen mochten: Onze macht is groot, en de Heer heeft dat alles niet gedaan.28 Want het is een volk, waarin geen raad is, en er is geen verstand in hen.29 O dat zij wijs waren en het vernamen, dat zij verstonden, wat hen later ontmoeten zal!30 Hoe kan een nige duizend van hen jagen, en twee tienduizend doen vluchten? Is het niet, omdat hunne steenrots hen verkocht heeft, en de Heer hen heeft overgegeven?31 Want onze steenrots is niet als hunne steenrots; daarom zijn onze vijanden onze rechters.32 Want hun wijnstok is van den wijnstok van Sodom en van den akker van Gomorra; hunne druiven zijn gal, zij hebben bittere bessen:33 hun wijn is drakenvergift en gal van woedende adders.34 Is dat niet bij Mij weggelegd, verzegeld bij mijne schatten?35 Mij is de wraak, Ik zal vergelden; te zijner tijd zal hun voet wankelen; want de tijd huns ongeluks is nabij, en wat hen ontmoeten zal snelt aan.36 Doch de Heer zal zijn volk richten, en over zijne knechten zal Hij zich ontfermen, als Hij zien zal, dat het met hunne macht gedaan is, en beide, het beslotene en verlatene, niet meer is.37 En men zal zeggen: Waar zijn hunne goden, de steenrots op welke zij vertrouwden, van welker offers zij het vet aten,38 en van welker drankoffers zij wijn dronken? Dat zij opstaan en u helpen en u beschutten!

39 Ziet nu, dat Ik alleen ben, en er geen God nevens Mij is: Ik kan doden en levend maken, Ik kan slaan en kan helen; en niemand redt uit mijne hand.40 Want Ik zal mijne hand ten hemel heffen en zeggen: Ik leef eeuwiglijk.41 Wanneer Ik den bliksem mijns zwaards wetten zal, en mijne hand het ter straffe zal grijpen, zal Ik Mij weder wreken aan mijne vijanden, en dengenen, die Mij haten, vergelden.42 Ik zal mijne pijlen dronken maken van bloed, en mijn zwaard zal vlees eten: van het bloed der verslagenen en der gevangenen, en van het ontblote hoofd des vijands.43 Juicht allen, gij, die zijn volk zijt; want Hij zal het bloed zijner knechten wreken, en zal zich aan zijne vijanden wreken, en het land zijns volks genadig zijn.

44 En Mozes kwam en sprak al de woorden van dit lied voor de oren des volks, hij en Jozua, de zoon van Nun.45 Toen nu Mozes dat alles uitgesproken had tot geheel Isral,46 zeide hij tot hen: Neemt ter harte al de woorden, die ik u heden betuigd heb; opdat gij uwen kinderen beveelt, dat zij al de woorden dezer wet onderhouden en doen.47 Want het is geen gering woord aan u, maar het is uw leven; en dit woord zal uw leven verlengen in het land, waar gij heengaat, over den Jordaan, om het in te nemen.48 En de Heer sprak op dienzelfden dag tot Mozes, zeggende:49 Ga op het gebergte Abarim, op den berg Nebo, die tegenover Jericho ligt, in het land der Moabieten, en bezie het land Kanan, hetwelk Ik den kinderen Israls tot een eigendom geven zal; en als gij er gekomen zijt,50 sterf dan op dien berg en word vergaderd tot uw volk; zoals uw broeder Aron stierf op den berg Hor en tot zijn volk vergaderd werd:51 omdat gijlieden tegen Mij gezondigd hebt onder de kinderen Israls, bij het water der twisting te Kades in de woestijn Zin, omdat gij Mij niet heiligdet onder de kinderen Israls.52 Want gij zult tegenover u zien het land, hetwelk Ik den kinderen Israls geven zal, maar gij zult er niet inkomen.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile