Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Deuteronomium 15

1 Na zeven jaren zult gij een vrij-jaar verlenen.2 Aldus nu zal het toegaan met het vrij-jaar: ieder, die zijnen naaste iets borgt, zal het hem vrijlaten, en zal het niet invorderen van zijnen naaste of van zijnen broeder; want het heet een vrij-jaar des Heren.3 Van een vreemdeling moogt gij het invorderen, maar wat gij bij uwen broeder hebt zult gij hem vrijlaten,4 opdat er geen arme onder u zij; want de Heer zal u zegenen in het land, hetwelk de Heer, uw God, u geven zal tot een erfdeel om het in te nemen;5 alleenlijk, hoor naar de stem van den Heer, uwen God, en onderhoud al deze geboden, die ik u heden gebied, zodat gij er naar doet.6 Want de Heer, uw God, zal u zegenen, gelijk Hij tot u gesproken heeft; zo zult gij aan vele volken lenen, maar gij zult van niemand lenen; gij zult over vele volken heersen, maar over u zal niemand heersen.7 Wanneer onder u iemand uwer broeders arm is, in enige stad in uw land, hetwelk de Heer, uw God, u geven zal, zo zult gij uw hart niet verharden noch uwe hand toesluiten voor uwen armen broeder,8 maar gij zult uwe hand voor hem opendoen, en hem lenen zoveel hem ontbreekt.9 Wacht u, dat geen boze gedachte in uw hart opkome, zeggende: Het zevende jaar, het vrij-jaar is nabij; en gij uwen armen broeder onvriendelijk aanziet en hem niet geeft; zo zou hij tegen u tot den Heer roepen, dan zou het u tot zonde zijn.10 Maar gij zult hem geven, en uw hart zal niet verdrietig zijn, als gij hem geeft; want om zulke dingen zal de Heer, uw God, u zegenen in al uw werk, dat gij voorneemt.11 Altijd zullen er armen zijn in het land; daarom gebied ik u, zeggende: Gij zult uwe hand openen voor uwen broeder, die bedrukt en arm is in uw land.

12 Wanneer uw broeder, een Hebrer, of ene Hebreeuwse vrouw, zich aan u verkoopt, zo zal hij u zes jaren dienen; in het zevende jaar zult gij hem vrij van u laten weggaan.13 En wanneer gij hem vrij van u laat weggaan, zo zult gij hem niet ledig van u laten gaan,14 maar gij zult hem rijkelijk toevoegen van uwe schapen, van uwen dorsvloer en van uwe wijnpers; opdat gij geeft van hetgeen, waarmede de Heer, uw God, u gezegend heeft.15 En gedenk, dat gij ook knechten geweest zijt in Egypteland, en dat de Heer, uw God, u verlost heeft; daarom gebied ik u dit heden.16 Maar indien hij tot u zeggen zal: Ik wil niet van u uitgaan, omdat hij u en uw huis liefheeft, dewijl hij het wl bij u heeft,17 zo neem een priem en boor hem door zijn oor aan de deur, en laat hem levenslang uw knecht zijn; en met uwe dienstmaagd zult gij ook zo doen.18 Laat het u niet hard dunken, dat gij hem vrij van u laat weggaan; want hij heeft u als een dubbel dagloner zes jaren gediend; zo zal de Heer, uw God, u zegenen in alles wat gij doet.

19 Al het eerstgeborene, dat onder uwe runderen en schapen geboren wordt en mannelijk is, zult gij den Heer, uwen God, heiligen; gij zult niet arbeiden met den eerstgeborene van uw rundvee, en niet scheren den eerstgeborene uwer schapen.20 Voor den Heer, uwen God, zult gij ze eten, jaarlijks, aan de plaats, die de Heer verkiezen zal, gij en uw huis.21 Doch als het een gebrek heeft, dat het mank of blind is, of enig ander kwaad gebrek heeft, zo zult gij het den Heer, uwen God, niet offeren.22 Maar in uwe poorten zult gij het eten, hetzij gij onrein of rein zijt, als ware het een ree of een hert.23 Alleenlijk eet niet van zijn bloed, maar giet het op de aarde uit als water.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile