Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Deuteronomium 10

1 Te dier tijd sprak de Heer tot mij: Houw u twee stenen tafelen, gelijk de eerste, en kom tot Mij op dezen berg; en maak u ook ene houten ark;2 zo zal Ik op die tafelen schrijven de woorden, die op de eerste waren, welke gij gebroken hebt, en gij zult die in de ark leggen.3 Alzo maakte ik ene ark van cederhout, en hieuw twee stenen tafelen, gelijk de eerste waren, en ik klom op den berg, en had de twee tafelen in mijne hand.4 Toen schreef Hij op de tafelen, gelijk het eerste schrift was, de tien woorden, welke de Heer tot u gesproken heeft op den berg uit het vuur, ten tijde der bijeenkomst; en de Heer gaf die mij.5 En ik keerde mij en klom van den berg af, en legde de tafelen in de ark, welke ik gemaakt had, opdat die aldaar zijn zouden, gelijk de Heer mij geboden had.6 En de kinderen Israls trokken uit van Beroth Ben-Jakan naar Mosera. Aldaar stierf Aron en werd aldaar begraven; en zijn zoon Eleazar werd priester in zijne plaats.7 Van daar trokken zij uit naar Gudgod, en van Gudgod naar Jotbatha, een land waar beken zijn.8 Te dier tijd zonderde de Heer den stam Levi af, om de ark van het verbond des Heren te dragen, en te staan voor den Heer om Hem te dienen en in zijnen naam te zegenen, gelijk het is op dezen dag.9 Daarom zullen de Levieten geen deel noch erfbezit hebben met hunne broeders; want de Heer is hun erfdeel, gelijk de Heer, uw God, tot hen gesproken heeft.10 Ik nu stond op den berg, gelijk te voren, veertig dagen en veertig nachten; en de Heer verhoorde mij ook ditmaal en Hij wilde u niet verderven,11 maar Hij sprak tot mij: Maak u op en ga heen om voor het volk uit te trekken, opdat zij inkomen en het land innemen, hetwelk Ik hunnen vaderen gezworen heb hun te zullen geven.

12 Nu Isral, wat eist de Heer, uw God, van u, dan dat gij den Heer, uwen God, vreest, dat gij in al zijne wegen wandelt en Hem liefhebt, en den Heer, uwen God, dient met uw ganse hart en ziel;13 dat gij onderhoudt de geboden des Heren en zijne inzettingen, die ik u heden gebied, opdat het u wl ga?14 Zie, de hemel, en aller hemelen hemel, en de aarde en al wat daarop is, is des Heren, uws Gods.15 Nochtans heeft Hij alleen lust gehad aan uwe vaderen, dat Hij hen beminde, en heeft ulieden, hun zaad na hen, verkoren uit alle volken, gelijk het heden ten dage is.16 Zo besnijdt nu de voorhuid uws harten, en zijt voortaan niet halsstarrig;17 want de Heer, uw God, is de God aller goden en de Heer boven alle heren, een groot God, machtig en vreeselijk, die den persoon niet acht en geen geschenken neemt;18 die recht doet aan den wees en de weduwe, en die de vreemdelingen liefheeft, dat Hij hun spijs en klederen geeft.19 Daarom zult gij ook de vreemdelingen liefhebben, want gij zijt ook vreemdelingen geweest in Egypteland.20 Den Heer, uwen God, zult gij vrezen, Hem zult gij dienen, Hem zult gij aanhangen en bij zijnen naam zweren.21 Hij is uw roem en uw God, die bij u zulke grote en vreeselijke dingen gedaan heeft als uwe ogen gezien hebben.22 Uwe vaderen trokken af naar Egypte met zeventig zielen, maar nu heeft de Heer, uw God, u vermenigvuldigd als de sterren aan den hemel.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile