Lectionary Calendar
Sunday, December 22nd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Daniël 9

1 In het eerste jaar van Darus, den zoon van Ahasveros, uit den stam der Meden, die koning werd over het koninkrijk der Chalden;2 in het eerste jaar zijner regering merkte ik, Danil, in de boeken het getal der jaren op, van welke de Heer gesproken had tot den profeet Jeremia, dat Jeruzalem zeventig jaren woest zou liggen.3 En ik keerde mij tot God den Heer, om te bidden en te smeken, met vasten, in zak en as;

4 en ik bad tot den Heer mijnen God en deed schuldbelijdenis en sprak: Ach Heer, Gij grote en geduchte God, Gij, die het verbond en de genade houdt aan hen, die U liefhebben en uwe geboden onderhouden:5 wij hebben gezondigd en onrecht gedaan, wij zijn goddeloos geweest en afvallig geworden, wij zijn van uwe geboden en rechten afgeweken;6 wij hoorden niet naar uwe knechten de profeten, die in uwen naam spraken tot onze koningen, vorsten en vaders en tot het ganse volk in het land.7 Gij, Heer, zijt rechtvaardig, maar wij moeten ons schamen; gelijk het gaat met de mannen van Juda, met die van Jeruzalem en met geheel Isral, beiden, die nabij en die verre zijn, in alle landen waarheen Gij hen verstoten hebt wegens hunne misdaad, welke zij tegen U begaan hebben.8 Ja Heer, wij, onze koningen, onze vorsten en onze vaders moeten ons schamen, omdat wij tegen U gezondigd hebben.9 Maar bij U, Heer onze God, is barmhartigheid en vergeving, ofschoon wij afvallig zijn geworden;10 wij hoorden niet naar de stem van den Heer onzen God, om te wandelen naar zijne wet, die Hij ons voorlegde door zijne knechten, de profeten.11 Ja geheel Isral overtrad uwe wet en zij weken af, dat zij naar uwe stem niet hoorden; daarom treft ons ook de vloek en eed, die geschreven staat in de wet van Mozes, den knecht Gods, omdat wij tegen Hem gezondigd hebben;12 en Hij heeft zijne woorden gehouden, die Hij tegen ons gesproken heeft en tegen onze rechters, die ons zouden richten, dat Hij over ons zulk een groot ongeluk heeft doen komen, zodat nimmer onder den gehelen hemel geschied is gelijk aan Jeruzalem is geschied.13 Gelijk geschreven staat in de wet van Mozes, zo is al dat ongeluk over ons gekomen; wij baden ook niet voor den Heer, onzen God, opdat wij ons van onze zonden mochten bekeren en achtgeven op uwe waarheid.14 Daarom is de Heer ook ontwaakt om dit ongeluk over ons te brengen; want de Heer, onze God, is rechtvaardig in al zijne werken, die Hij doet, maar wij hoorden naar zijne stem niet.15 En nu, Heer, onze God, Gij, die uw volk uit Egypteland gevoerd hebt met een sterke hand en U een naam hebt gemaakt, gelijk hij nu is: ja, wij hebben gezondigd en zijn goddeloos geweest.16 Ach Heer, om al uwe gerechtigheid, wend toch uwen toorn en uwe grimmigheid af van uwe stad Jeruzalem en van uwen heiligen berg; want wegens onze zonden en de misdaad onzer vaderen draagt Jeruzalem en uw volk versmaadheid bij allen, die rondom ons zijn.17 En nu, o onze God, hoor het gebed uws knechts en zijne smeekingen en zie uw heiligdom, dat verwoest is, genadig aan, om des Heren wil.18 Neig uwe oren, o mijn God, en hoor; open uwe ogen en zie, hoe wij verwoest zijn en de stad, die naar uwen naam genoemd is; want wij liggen met ons gebed voor U niet op onze gerechtigheid, maar op uwe grote barmhartigheid.19 Ach Heer, hoor; ach Heer, wees genadig; ach Heer, merk op en doe het en vertoef niet, om uwszelfs wil, o mijn God; want uwe stad en uw volk zijn naar uwen naam genoemd.

20 Terwijl ik nog zo sprak en bad en mijne zonde en de zonde van mijn volk Isral bekende en met mijn gebed voor den Heer, mijnen God, lag, vanwege den heiligen berg mijns Gods;21 terwijl ik nog sprak in mijn gebed, vloog tot mij de man Gabril, dien ik voorheen gezien had in het gezicht, en raakte mij aan, omtrent den tijd van het avondoffer;22 en hij onderrichtte mij en sprak tot mij en zeide: Danil, nu ben ik uitgegaan om u te onderrichten.23 Want toen gij begont te bidden, ging dit bevel uit, en ik kom om het u te kennen te geven, want gij zijt een geliefde; geef dan nu acht op dit woord, opdat gij dit gezicht verstaat.24 Zeventig weken zijn bestemd over uw volk en over uwe heilige stad; dan zal de overtreding geweerd en de zonde verzegeld en de misdaad verzoend en de eeuwige gerechtigheid aangebracht en de gezichten en profetin verzegeld en een allerheiligste gezalfd worden.25 Zo weet nu en geef acht: van dien tijd af als het bevel uitgaat, dat Jeruzalem zal herbouwd worden, tot op den vorst Messias zijn zeven weken en tweenzestig weken: dan zullen de straten en muren herbouwd worden, hoewel in een benauwden tijd.26 En na die tweenzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden en niet meer zijn; en het volk van een vorst, die komen zal, zal de stad en het heiligdom verwoesten, dat het een einde zal nemen als door een vloed; en tot het einde van den strijd toe zal het woest blijven.27 En hij zal velen het verbond versterken ne week lang; en midden in de week zal het slachtoffer en spijsoffer ophouden; en bij de vleugels zullen staan gruwelen der verwoesting, en het is besloten, totdat het vast besloten verderf zal uitgestort worden over de verwoesting.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile