Lectionary Calendar
Monday, November 25th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Daniël 6

1 (6-2) En Darus vond goed honderd en twintig landvoogden te stellen over het gehele koninkrijk.2 (6-3) Over hen stelde hij drie vorsten, waarvan Danil n was, aan welke deze landvoogden rekenschap moesten geven, opdat de koning geen nadeel leed.3 (6-4) Danil nu overtrof al deze vorsten en landvoogden, want er was een hoge geest in hem; daarom was de koning bedacht om hem over het gehele koninkrijk te stellen.4 (6-5) Derhalve trachtten de vorsten en landvoogden ene zaak tegen Danil te vinden, die tegen het koninkrijk was, maar zij konden geen zaak noch misdaad vinden, want hij was getrouw, zodat men geen schuld noch misdaad aan hem kon vinden.5 (6-6) Toen zeiden die mannen: Wij zullen geen zaak tegen Danil vinden dan in zijnen godsdienst.

6 (6-7) Toen kwamen deze vorsten en landvoogden in menigte voor den koning en zeiden tot hem aldus: Heer koning Darus, God verlene u een lang leven.7 (6-8) De vorsten des koninkrijks, al de heren, de landvoogden, de raadsheren en hoofdlieden hebben beraadslaagd, dat men een koninklijk bevel late uitgaan en een streng gebod stelle, dat wie in dertig dagen iets bidden zal van enigen god of mens, behalve van u, o koning, in den kuil der leeuwen geworpen zal worden.8 (6-9) Derhalve, o koning, zult gij dit gebod bevestigen en onderschrijven, opdat het niet weder veranderd worde, naar het recht der Meden en Perzen, hetwelk niet mag herroepen worden.9 (6-10) Alzo onderschreef koning Darus dit geschrift en bevel.10 (6-11) Toen nu Danil vernam, dat zulk een gebod ondertekend was, ging hij op in zijn huis; hij nu had in zijne opperzaal open vensters naar de zijde van Jeruzalem; driemaal 's daags boog hij zijne knien en bad, loofde en dankte zijnen God, gelijk hij voorheen gedaan had.

11 (6-12) Toen kwamen deze mannen in menigte en vonden Danil biddende en smekende voor zijnen God.12 (6-13) En zij traden toe en spraken voor den koning van des konings gebod: Heer koning, hebt gij niet een gebod ondertekend, dat alwie in dertig dagen iets zal bidden van enigen god of mens, behalve van u, o koning, in den kuil der leeuwen zal geworpen worden? De koning antwoordde en sprak: Het is waar en een recht der Meden en Perzen, dat niet te herroepen is.13 (6-14) Toen antwoordden en zeiden zij tot den koning: Danil, een der gevangenen uit Juda, acht noch u noch uw gebod, hetwelk gij getekend hebt, want hij bidt driemaal 's daags.14 (6-15) Toen de koning dat hoorde, werd hij zeer bedroefd en deed grote moeite om Danil te verlossen: totdat de zon onderging, zocht hij, hoe hij hem zou kunnen redden.15 (6-16) Maar die mannen kwamen in menigte tot hem, en zeiden tot hem: Gij weet, heer koning, dat het een recht der Meden en Perzen is, dat al de geboden en bevelen, welke de koning besloten heeft, niet kunnen herroepen worden.16 (6-17) Toen beval de koning, dat men Danil zou voorbrengen, en zij wierpen hem in den kuil der leeuwen; maar de koning zeide tot Danil: Uw God, dien gij zonder ophouden dient, die helpe u.17 (6-18) En zij brachten een steen, dien zij legden op den mond des kuils; dezen verzegelde de koning met zijn eigen zegelring en met den zegelring zijner machtigen, opdat niets anders ten aanzien van Danil zou geschieden.

18 (6-19) En de koning ging heen op zijnen burg en bleef zonder eten en liet geen spijs voor zich brengen, en hij kon ook niet slapen.19 (6-20) Des morgens vroeg, toen de dag aanbrak, stond de koning op en ging met spoed naar den kuil, waarin de leeuwen waren.20 (6-21) En toen hij bij den kuil kwam, riep hij Danil toe met ene klagende stem; en de koning sprak tot Danil: Danil, gij knecht des levenden Gods, heeft uw God, dien gij zonder ophouden dient, u ook kunnen verlossen van de leeuwen?21 (6-22) En Danil sprak tot den koning: Heer koning, God verlene u een lang leven!22 (6-23) Mijn God heeft zijnen Engel gezonden, die den muil der leeuwen heeft toegesloten, dat zij mij geen leed gedaan hebben; want voor Hem ben ik onschuldig bevonden; ook heb ik tegen u, heer koning, niets misdaan.23 (6-24) Toen werd de koning zeer blijde, en liet Danil uit den kuil trekken; en zij trokken Danil op uit den kuil en men bespeurde geen letsel aan hem, want hij had op zijnen God vertrouwd.24 (6-25) Toen beval de koning de mannen, die Danil beschuldigd hadden, voor te brengen en in den kuil der leeuwen te werpen, benevens hunne kinderen en vrouwen; en eer zij beneden op den bodem nederkwamen, grepen de leeuwen hen en vermorzelden al hunne beenderen.

25 (6-26) Toen liet koning Darus schrijven aan alle volken, natin en tongen: Uw vrede zij groot.26 (6-27) Dit is mijn bevel, dat men in de gehele heerschappij mijns koninkrijks Danils God zal vrezen en ontzien; want Hij is de levende God, die eeuwig blijft, en zijn koninkrijk is onvergankelijk en zijne heerschappij heeft geen einde;27 (6-28) Hij is een verlosser en helper in den nood en Hij doet tekenen en wonderen, beide in den hemel en op de aarde: Hij heeft Danil van de leeuwen verlost.28 (6-29) En Danil werd machtig onder de regering van Darus en ook onder de regering van Kores, den Perzir.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile