the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Daniël 4
1 Koning Nebukadnezar aan alle volken, natin en tongen, die op den gehelen aardbodem wonen: Uw vrede zij groot:2 Het behaagt mij, dat ik verkondig de tekenen en wonderen, die God, de Allerhoogste, aan mij gedaan heeft.3 Want zijne tekenen zijn groot en zijne wonderen zijn machtig en zijn rijk is een eeuwig rijk en zijne heerschappij duurt immer en altoos.
4 Ik, Nebukadnezar, toen ik goede rust had in mijn huis, en het goed gesteld was in mijn hof,5 zag een droom en verschrikte, en de gedachten, die ik op mijn leger had over het gezicht, hetwelk ik gezien heb, bedroefden mij.6 En ik beval, dat al de wijzen van Babel Vr mij zouden gebracht worden, opdat zij mij zouden zeggen wat die droom beduidde.7 Toen bracht men de sterrenwichelaars, wijzen, Chalden en waarzeggers: en ik verhaalde den droom voor hen, maar zij konden mij niet zeggen, wat hij be duidde:8 totdat ten laatste Danil Vr mij kwam, die Beltsazar heet, naar den naam mijns gods, die den geest der heilige goden heeft; en ik verhaalde voor hem den droom:9 Beltsazar, gij overste onder de sterrenwichelaars, van wien ik weet, dat gij den geest der heilige goden hebt, en dat u niets verborgen is, zeg het gezicht mijns drooms, dien ik gezien heb en wat hij beduidt.10 En dit is het gezicht, hetwelk ik gezien heb op mijn leger: zie, er stond een boom midden in het land, die was zeer hoog,11 groot en dik; zijne hoogte reikte tot aan den hemel en hij breidde zich uit tot aan het einde des gehelen lands.12 Zijne takken waren schoon en droegen vele vruchten en er was spijs aan voor allen; alle dieren des velds vonden schaduw onder hem en de vogels des hemels zaten op zijne takken en alle vlees voedde zich van hem.13 En ik zag een gezicht op mijn leger, en zie, een heilige wachter kwam van den hemel af,14 die riep overluid aldus, zeggende: Houwt dien boom om en kapt hem de takken af en stroopt hem het loof af en verstrooit zijne vruchten, dat de dieren, die onder hem liggen, weglopen en de vogels van zijne takken wegvliegen;15 doch laat den stam met zijne wortels in de aarde blijven, maar in ijzeren en koperen ketenen op het veld in het gras; hij zal onder den dauw des hemels liggen en nat worden en zal zich voeden met de dieren van de kruiden der aarde.16 En het mensenhart zal van hem genomen en hem zal een dierenhart gegeven worden, totdat zeven tijden over hem zijn voorbijgegaan.17 Dit is in den raad der wachters besloten en in het gesprek der heiligen beraadslaagd; opdat de levenden erkennen, dat de Allerhoogste macht heeft over de koninkrijken der mensen, en ze geeft aan wien Hij wil en de nederigen daartoe verhoogt.18 Zulk een droom heb ik, koning Nebukadnezar, gezien; gij nu Beltsazar, zeg, wat hij beduidt; want al de wijzen in mijn koninkrijk kunnen mij niet bekendmaken, wat hij beduidt, maar gij kunt het wel, want de geest der heilige goden is in u.
19 Toen ontzette zich Danil, die anders Beltsazar heet, een uur lang en zijne gedachten bedroefden hem; maar de koning sprak: Beltsazar, laat de droom en zijne betekenis u niet bedroeven. Beltsazar antwoordde en sprak: Ach mijn heer, dat toch de droom uwe vijanden en zijne betekenis uwe wederpartijders gold!20 De boom, dien gij gezien hebt, die groot en dik was en welks hoogte tot aan den hemel reikte en die zich over het gehele land uitbreidde,21 en welks takken schoon en welks vruchten vele waren, waar spijs voor allen aan was, zodat de dieren des velds onder hem woonden en de vogels des hemels op zijne takken zaten,22 dat zijt gij, o koning, gij, die zo groot en machtig zijt, want uwe macht is groot en reikt tot aan den hemel en uwe heerschappij gaat tot aan des werelds einde.23 En dat de koning een heiligen wachter gezien, heeft, die van den hemel nederdaalde; en zeide: Houwt dien boom omver en verderft hem, doch laat den stam met zijne wortels in de aarde blijven, maar in ijzeren en koperen ketenen op het veld in het gras en onder den dauw des hemels liggen en nat worden en met de dieren des velds zijn deel hebben, totdat zeven tijden over hem zijn voorbijgegaan;24 dit is de betekenis, heer koning, en deze raad des Allerhoogsten gaat over mijnen heer den koning.25 Men zal u van de mensen verstoten en gij moet bij de dieren des velds blijven en men zal u gras laten eten als de ossen en gij zult onder den dauw des hemels liggen en nat worden, totdat zeven tijden over u zijn voorbijgegaan; opdat gij erkent, dat de Allerhoogste macht heeft over de koninkrijken der mensen en ze geeft aan wien Hij wil.26 En dat er gezegd is, dat men evenwel den stam met de wortels des booms zou laten blijven: Uw koninkrijk zal u blijven, nadat gij zult erkend hebben de macht in den hemel.27 Daarom heer koning, laat u mijn raad behagen en maak u los van uwe zonden door gerechtigheid, en vrij van uw misdaad door weldaad aan de armen: zo zal uwe rust nog lang duren.
28 Dit alles wedervoer koning Nebukadnezar.29 Want na twaalf maanden, toen de koning op den koninklijken burg van Babel wandelde,30 hief hij aan en sprak: Dit is het grote Babel, dat ik gebouwd heb tot een koninklijk huis door mijne grote macht, ter eer mijner heerlijkheid.31 Eer de koning deze woorden uitgesproken had, viel ene stem van den hemel: U, o koning Nebukadzenar, wordt aangezegd: Uw koninkrijk zal van u genomen worden;32 en men zal u van de mensen verstoten en gij zult bij de dieren des velds blijven; gras zal men u laten eten als de ossen, totdat zeven tijden over u zijn voorbijgegaan; opdat gij erkent, dat de Allerhoogste macht heeft over de koninkrijken der mensen en ze geeft aan wien Hij wil.33 Van stonde aan werd dat woord volbracht over Nebukadnezar en hij werd van de mensen verstoten en hij at gras als de ossen en zijn lichaam lag onder den dauw des hemels en werd nat, totdat zijn haar wies als arendsvederen en zijne nagels werden als vogelklauwen.
34 Na dien tijd hief ik, Nebukadnezar, mijne ogen op ten hemel en mijn verstand kwam weder in mij; en ik loofde den Allerhoogste, ik prees en eerde Hem, die eeuwig leeft, wiens macht eeuwig is en wiens rijk immer en altoos duurt;35 bij wien allen, die op de aarde wonen, als niets te achten zijn; Hij maakt het gelijk Hij wil, beiden, met de krachten in den hemel en met hen, die op de aarde wonen, en niemand kan zijne hand weren, noch tot Hem zeggen: Wat doet Gij?36 Op dien tijd kwam mijn verstand weder in mij; ook kwam ik tot mijne koninklijke eer, tot mijne heerlijkheid en tot mijne gestalte, en mijne raadsheren en machtigen zochten mij en ik werd weder in mijn koninkrijk gesteld en ik verkreeg nog groter heerlijkheid.37 Daarom loof ik, Nebukadnezar, en verhoog en prijs den koning des hemels; want al zijn doen is waarheid en zijne wegen zijn recht, en wie trots is, dien kan Hij verootmoedigen.