the Fourth Week of Advent
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Daniël 3
1 Koning Nebukadnezar liet een gouden beeld maken, zestig el hoog en zes el breed, en liet het zetten in het land van Babel, in het land Dura.2 En koning Nebukadnezar zond naar de vorsten, heren, landvoogden, rechters, voogden, raadsheren, ambtlieden en alle gezagvoerders in het land, dat zij te zamen zouden komen om het beeld te wijden, hetwelk koning Nebukadnezar had doen oprichten.3 Toen kwamen te zamen de vorsten, heren, landvoogden, rechters, voogden, raadsheren, ambtlieden en alle gezagvoerders in het land om het beeld te wijden, dat koning Nebukadnezar had doen oprichten; en zij moesten voor het beeld treden, dat Nebukadnezar had doen oprichten.4 En een heraut riep overluid: Laat u dit gezegd zijn, gij volken, natin en tongen.5 Als gij zult horen het geluid der bazuinen, trompetten, harpen, vedels, psalters, luiten en alle andere speeltuigen, dan zult gij nedervallen en het gouden beeld aanbidden, hetwelk koning Nebukadnezar heeft doen oprichten;6 en wie alsdan niet nedervalt en aanbidt, die zal terstond in den gloeienden oven geworpen worden.7 Toen zij nu hoorden het geluid der bazuinen, trompetten, harpen, vedels, psalters en alle andere speeltuigen, vielen alle volken, natin en tongen neder en aanbaden het gouden beeld, hetwelk koning Nebukadnezar had doen oprichten.
8 Doch ook terzelfder tijd traden enige Chaldeeuwse mannen toe en klaagden de Joden aan;9 zij spraken en zeiden tot koning Nebukadnezar: Heer, koning, God verlene u een lang leven!10 Gij hebt een gebod laten uitgaan, dat alle mensen, als zij horen zouden het geluid der bazuinen, trompetten, harpen, vedels, psalters, luiten en alle andere speeltuigen, zouden nedervallen en het gouden beeld aanbidden;11 en wie niet nederviel en aanbad, die zou in den gloeienden oven geworpen worden.12 Nu zijn er Joodse mannen, die gij over de ambten in het land van Babel hebt gesteld, Sadrach, Mesach en Abednego; dezen verachten uw gebed en eren uwe goden niet, en aanbidden het gouden beeld niet, hetwelk gij hebt doen oprichten.13 Toen beval Nebukadnezar in toorn en grimmigheid, dat men Sadrach, Mesach en Abednego Vr hem zou stellen; en die mannen werden Vr den koning gesteld.14 Toen hief Nebukadnezar aan en sprak tot hen: Sadrach, Mesach en Abednego, hebt gij met opzet mijne goden niet geerd en het gouden beeld, dat ik heb opgericht, niet aangebeden?15 Welaan, maakt u gereed; zodra gij zult horen het geluid der bazuinen, trompetten, harpen, vedels, psalters, luiten en alle andere speeltuigen, zo valt neder en aanbidt het beeld, hetwelk ik heb laten maken: indien gij het niet zult aanbidden, zult gij terstond in den gloeienden oven geworpen worden; laat zien wie de God is, die u uit mijne hand zal verlossen!16 Toen spraken Sadrach, Mesach en Abednego en zeiden tot koning Nebukadnezar: Het is niet nodig, dat wij u daarop antwoorden.17 Zie, onze God, dien wij eren, kan ons wel verlossen uit den gloeienden oven; ook uit uwe hand, o koning, kan Hij ons verlossen.18 En indien niet, zo zij u bekend, o koning, dat wij evenwel uwe goden niet zullen eren, noch het gouden beeld aanbidden, dat gij hebt doen oprichten.
19 Toen werd Nebukadnezar vol grimmigheid en zijn gehele aangezicht veranderde tegen Sadrach, Mesach en Abednego; en hij beval, dat men den oven zevenmaal heter zou maken dan men anders gewoon was te doen.20 En hij gebood enigen der sterkste krijgslieden, die onder zijn heir waren, dat zij Sadrach, Mesach en Abednego zouden binden en in den gloeienden oven werpen.21 Alzo werden deze mannen in hunne mantels, schoenen, hoeden en andere klederen gebonden en in den gloeienden oven geworpen.22 Want des konings gebod moest men terstond volvoeren en men stookte het vuur in den oven zo heet, dat de mannen, die Sadrach, Mesach en Abednego zouden verbranden, door de vlam des vuurs gedood werden.23 De drie mannen nu, Sadrach, Mesach en Abednego, vielen in den gloeienden oven gelijk zij gebonden waren.24 Toen ontzette koning Nebukadnezar zich en stond schielijk op en zeide tot zijne raadsheren: Hebben wij niet drie mannen gebonden in het vuur doen werpen? Zij antwoordden en zeiden tot den koning: Ja, heer koning.25 Hij antwoordde en sprak: Nochtans zie ik vier mannen los in het vuur gaan en er is geen letsel aan hen; en de vierde is als een zoon der goden.26 En Nebukadnezar trad toe voor het hol van den gloeienden oven en sprak: Sadrach, Mesach en Abednego, gij knechten des allerhoogsten Gods, gaat uit en komt hier. Toen kwamen Sadrach, Mesach en Abednego uit het midden des vuurs.27 En de vorsten, heren, voogden en raadsheren des konings kwamen te zamen en zagen, dat het vuur geen macht op de lichamen dezer mannen had gehad, en dat het haar hunner hoofden niet verzengd en hunne mantels niet beschadigd waren, ja men kon zelfs geen brand aan hen ruiken.
28 Toen antwoordde Nebukadnezar en sprak: Geloofd zij de God van Sadrach, Mesach en Abednego, die zijn Engel gezonden en zijne knechten gered heeft, die op Hem vertrouwd en des konings gebod niet gehouden, maar hunne lichamen overgegeven hebben, dat zij geen god eren noch aanbidden wilden dan hunnen God alleen.29 Zo zij nu dit mijn gebod: Wie onder alle volken, natin en tongen den God van Sadrach, Mesach en Abednego lastert, die zal omkomen en zijn huis zal een puinhoop worden; want er is geen andere god, die zo kan redden als deze.30 En de koning gaf Sadrach, Mesach en Abednego een groot gezag in het land van Babel.