the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Daniël 2
1 In het tweede jaar der regering van Nebukadnezar, had Nebukadnezar een droom, waarvan hij verschrikte, zodat hij ontwaakte.2 En hij gebood alle sterrenwichelaars en wijzen en tovenaars en Chalden bijeen te roepen, opdat zij den koning zijnen droom zouden zeggen; en zij kwamen en traden voor den koning.3 En de koning sprak tot hen: Ik heb een droom gehad, die heeft mij verschrikt; en ik wilde gaarne weten wat voor een droom het geweest is.4 Toen spraken de Chalden tot den koning in het Chaldeeuws: Heer koning, God verlene u een lang leven! Zeg uwen knechten den droom, zo zullen wij hem uitleggen.5 De koning antwoordde en sprak tot de Chalden: Het is mij ontgaan; indien gij mij den droom niet zult te kennen geven en verklaren, zo zult gij geheel en al omkomen en uwe huizen zullen tot een puinhoop gemaakt worden;6 maar indien gij mij den droom zult te kennen geven en uitleggen, zo zult gij geschenken, gaven en grote eer van mij ontvangen: derhalve zegt mij den droom en zijne betekenis.7 Zij antwoordden weder en zeiden: Dat de koning zijnen knechten den droom verhale, zo zullen wij dien verklaren.8 De koning antwoordde en sprak: Ik zie duidelijk, dat gij uitstel zoekt, vermits gij bespeurt, dat het mij ontgaan is;9 maar indien gij mij den droom niet zegt, is uw vonnis hetzelfde, alsof gij ondernomen hadt leugens en verdichtsels voor mij te spreken, totdat de tijd verlopen zal zijn: daarom zegt mij den droom, dan kan ik merken, dat gij ook de betekenis treft.10 Toen antwoordden de Chalden voor den koning en spraken tot hem: Er is geen mens op aarde, die zeggen kan hetgeen de koning eist; ook is er geen koning, hoe groot of machtig hij ook zijn moge, die zo iets ooit van enigen sterrenwichelaar, wijze of Chalder vergt;11 want hetgeen de koning eist is te hoog, en er is ook geen ander, die het voor den koning zeggen kan dan de goden, die niet bij de mensen wonen.12 Toen werd de koning zeer toornig en beval al de wijzen van Babel om te brengen.13 En het vonnis ging uit, dat men de wijzen zou doden; en men zocht ook Danil en zijne metgezellen om hen te doden.
14 Toen bracht Danil een verstandig voorstel in bij Arjoch, den oppersten rechter des konings, die uitgegaan was om de wijzen van Babel te doden;15 en hij begon en sprak tot Arjoch, des konings gemachtigde: Waarom is zulk een streng vonnis van den koning uitgegaan? En Arjoch gaf het aan Danil te kennen.16 Toen ging Danil op, en bad den koning, dat hij hem uitstel wilde geven, opdat hij den koning de betekenis mocht zeggen.17 En Danil ging naar zijn huis en gaf dat aan zijne metgezellen, Hananja, Misal en Arzarja, te kennen,18 opdat zij den God des hemels om genade zouden smeken aangaande deze verborgen zaak, dat Danil en zijne metgezellen niet met de andere wijzen van Babel mochten omkomen.19 Toen werd aan Danil deze verborgen zaak door een gezicht des nachts geopenbaard; daarover loofde Danil den God des hemels;20 Danil begon en sprak; Geloofd zij de naam Gods van eeuwigheid tot eeuwigheid, want zijn is de wijsheid en de macht.21 Hij verandert tijden en gelegenheden, Hij zet koningen af en stelt koningen aan, Hij geeft den wijzen hunne wijsheid en den verstandigen hun verstand;22 Hij openbaart wat diep verborgen is, Hij weet wat in de duisternis ligt, want bij hem is enkel licht.23 Ik dank en loof U, God mijner vaderen, dat Gij mij wijsheid en macht verleent, en mij nu geopenbaard hebt, hetgeen wij van U gebeden hebben; want Gij hebt ons des konings zaak geopenbaard.
24 Toen ging Danil op tot Arjoch, die van den koning bevel had om de wijzen van Babel om te brengen, en sprak tot hem aldus: Gij zult de wijzen van Babel niet ombrengen; maar breng mij binnen bij den koning, ik zal den koning de betekenis zeggen.25 Toen haastte Arjoch zich om Danil voor den koning te brengen en sprak tot hem aldus: Onder de gevangenen uit Juda is er een gevonden, die den koning de betekenis kan zeggen.26 De koning antwoordde en sprak tot Danil, ook Belsazar genaamd: Zijt gij degene, die mij den droom, dien ik gezien heb, en zijne betekenis kan te kennen geven?27 Danil antwoordde den koning en sprak: De verborgen zaak, die de koning eist van de wijzen, geleerden, sterrenwichelaars en waarzeggers, staat niet in hun vermogen om den koning te zeggen;28 maar God in den hemel kan de verborgen dingen openbaren; die heeft koning Nebukadnezar te kennen gegeven wat in de toekomende tijden geschieden zal. Uw droom en uwe gezichten, toen gij sliept, zijn deze:29 gij, o koning, dacht op uw leger, hoe het toch hierna zou gaan: en Hij, die verborgen zaken openbaart, heeft u te kennen gegeven hoe het zal gaan.30 Nu is mij die verborgen zaak geopenbaard, niet door mijne wijsheid, als ware zij groter dan van allen, die leven, maar opdat den koning de betekenis zou worden te kennen gegeven en gij de gedachten van uw hart zoudt gewaarworden.
31 Gij, o koning, zaagt, en zie, een zeer groot en hoog beeld stond tegenover u, en het was verschrikkelijk om aan te zien.32 Het hoofd van dat beeld was van fijn goud, zijne borst en armen waren van zilver, zijn buik en zijne lendenen waren van koper,33 zijne schenkels waren van ijzer, zijne voeten waren ten dele van ijzer en ten dele van leem.34 Dit zaagt gij aan, totdat er een steen zich losscheurde zonder handen, die sloeg dat beeld aan zijne voeten, die van ijzer en leem waren, en vergruisde die.35 Toen werden te zamen vergruisd het ijzer, leem, koper, zilver en goud en werden als kaf op de dorsvloeren in den zomer, en de wind waaide ze weg, dat men ze nergens meer kon vinden; maar de steen, die het beeld sloeg, werd tot een groten berg, zodat hij de gehele aarde vervulde.36 Dit is de droom; nu zullen wij de betekenis voor den koning zeggen:37 Gij, koning, zijt een koning der koningen, wien de God des hemels het koninkrijk, de macht, de sterkte en de eer gegeven heeft;38 en overal waar lieden wonen en waar dieren des velds en vogels des hemels zich ophouden, heeft Hij alles in uwe hand gegeven en aan uwe heerschappij onderworpen; gij zijt dat gouden hoofd.39 Na u zal er een ander koninkrijk opkomen, minder dan het uwe; daarna het derde koninkrijk, dat van koper is, dat zal over alle landen heersen.40 Het vierde zal hard zijn als ijzer; want, gelijk ijzer vergruist en klein maakt, ja gelijk ijzer alles verbrijzelt, zo zal het alles vergruizen en verbrijzelen.41 Maar, wat aangaat, dat gij gezien hebt de voeten en de tenen ten dele van leem en ten dele van ijzer: dat zal een verdeeld koninkrijk zijn, doch er zal van de vastheid des ijzers inblijven, gelijk gij gezien hebt ijzer met leem vermengd.42 En dat de tenen aan zijne voeten ten dele ijzer en ten dele leem zijn: dat zal ten dele een sterk en ten dele een zwak rijk zijn.43 En dat gij gezien hebt ijzer met leem vermengd, zo zullen zij zich wel door onderlinge huwelijken vermengen, maar zij zullen zich echter niet aan elkander hechten, gelijk zich het ijzer met het leem niet vermengt.44 Doch ten tijde van die koninkrijken zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat nimmermeer verstoord zal worden, en zijn koninkrijk zal op geen ander volk komen; het zal al deze koninkrijken vergruizen en vernielen, maar zelf zal het eeuwig blijven.45 Gelijk gij gezien hebt een steen, zonder handen van den berg afgescheurd, die het ijzer, koper, leem, zilver en goud vergruisde: alzo heeft de grote God den koning te kennen gegeven, hoe het hierna zal gaan. Dit is de droom voorzeker en zijne betekenis is gewis.
46 Toen viel koning Nebukadnezar op zijn aangezicht en aanbad Danil en beval, dat men hem spijsoffer en reukoffer zou brengen.47 En de koning antwoordde Danil en sprak: Er is geen twijfel aan, dat uw God een God boven alle goden is en een Heer boven alle koningen, die verborgen dingen kan openbaren, dewijl gij deze verborgen zaak hebt kunnen openbaren.48 En de koning verhoogde Danil en gaf hem grote en vele geschenken, en maakte hem tot een vorst over het gehele land van Babel, en stelde hem tot een overste over al de wijzen van Babel.49 Doch Danil bad den koning, dat hij over de landschappen van Babel zou stellen Sadrach, Mesach en Abednego; en Danil bleef aan het hof des konings.