Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Daniël 11

1 Ook ik stond hem bij in het eerste jaar van Darus, den Medir, om hem te helpen en te versterken.2 En nu zal ik u te kennen geven hetgeen waarachtig zal geschieden. Zie, er zullen nog drie koningen in Perzi opstaan en de vierde zal groten rijkdom hebben, meer dan allen; en als hij in zijnen rijkdom op het machtigst is, zal hij alles verwekken tegen het koninkrijk van Griekenland.3 Daarna zal er een machtig koning opstaan en met grote macht heersen; en wat hij wil, dat zal hij uitvoeren.4 En als hij op het hoogste gekomen is, zal zijn rijk verbroken en in de vier winden des hemels verdeeld worden, doch niet onder zijne nakomelingen, ook niet met zulk ene macht als de zijne geweest is; want zijn rijk zal uitgeroeid en aan vreemden ten deel worden.

5 En de koning van het zuiden, die een van zijne vorsten is, zal machtig worden; maar tegen dien zal er ook een machtig zijn en heersen en zijne heerschappij zal groot zijn.6 En na enige jaren zullen zij zich met elkander vermaagschappen en de dochter des konings van het Zuiden zal komen tot den koning van het Noorden om alles te vereffenen; maar de macht van haren arm zal haar niet bijblijven, en hij en zijn arm zal ook geen stand houden, maar zij zal prijsgegeven worden, tegelijk met degenen, die haar gebracht hebben, en hem, die haar verwekt en dengene, die haar een wijle tijds machtig heeft gemaakt.7 Maar een der spruiten van haren stam zal opkomen, die zal komen met een machtig heir en den koning van het Noorden in zijne sterkten overvallen en hij zal het uitvoeren en de overwinning behalen.8 Ook zal hij hunne goden en beelden, benevens de kostelijke kleinodin, zo van zilver als goud, wegvoeren naar Egypte en enige jaren staande blijven tegen den koning van het Noorden.9 En deze zal optrekken in het rijk van den koning van het Zuiden, maar weder in zijn land terugtrekken.10 Maar zijne zonen zullen toornig worden en grote heirlegers bijeenbrengen; en een van hen zal komen en als een vloed daarheen vloeien en den strijd hervatten tot aan zijne vesting.11 Dan zal de koning van het Zuiden toornig worden en uittrekken en tegen den koning van het Noorden strijden en zulk ene grote menigte bijeenbrengen, dat die andere menigte in zijne hand zal gegeven worden.12 En hij zal die menigte wegvoeren, daarover zal zijn hart zich verheffen, omdat hij zovele duizenden ternedergeveld heeft. Maar daarmede zal hij hen toch niet overweldigen;13 want de koning van het Noorden zal wederom ene menigte, groter dan de vorige was, bijeenbrengen en na enige jaren zal hij optrekken met een groot heirleger en met vele lastdieren.14 En in dien tijd zullen velen zich kanten tegen den koning van het Zuiden; ook zullen enige afvalligen uit uw volk opstaan om de profetie te vervullen, maar zullen ten val geraken.15 Alzo zal de koning van het Noorden optrekken en wallen opwerpen en vaste steden innemen; en de heiren van het Zuiden zullen het niet kunnen beletten en zijn beste volk zal geen tegenstand kunnen bieden.16 Maar hij zal, als hij tegen hem komt, zijnen wil doen en niemand zal hem kunnen weerstaan; hij zal ook in het gewenste land komen en zal het uitvoeren door zijne hand.17 Daarna zal hij zijn aangezicht stellen om met de macht van zijn gehele koninkrijk te komen; doch hij zal zich met hem verzoenen en zal hem zijne dochter ten huwelijk geven, maar om hem te verderven; doch het zal hem niet gelukken en er zal niets van worden.18 Daarna zal hij zich keren tot de eilanden en er vele van overwinnen; maar een veldheer zal hem leren met zijne versmading op te houden en die versmading op hem zelven doen terugkeren.19 Alzo zal hij zich weder keren naar de sterkten zijns lands en hij zal struikelen en vallen, dat men hem nergens meer zal vinden.20 En in zijne plaats zal er een opstaan, die enen geldafperser door zijn heerlijk rijk zal doen doortrekken; maar na weinige dagen zal hij verbroken worden, nochtans niet door toorn noch door oorlog.

21 En in zijne plaats zal er een verachte opstaan, voor wien de heerlijkheid der koninkrijks niet bestemd was; die zal midden in den vrede komen en hij zal het koninkrijk met zoete woorden innemen.22 En de heiren, die gelijk een vloed daarheen vloeien, zullen door hem als door een vloed overvallen en verbroken worden; alsook de vorst, met wien het verbond gemaakt was.23 Want, nadat hij met hem vermaagschapt is, zal hij arglistig met hem handelen en zal optrekken en met weinig volk hem overweldigen.24 En het zal hem gelukken, dat hij in de steden des lands zal komen, en doen hetgeen zijne vaders en zijne voorouders niet gedaan hebben, met roven, plunderen en buitmaken; en hij zal naar de allersterkste steden staan; dit alles echter slechts voor een tijd.25 En hij zal zijne macht en zijn hart tegen den koning van het Zuiden richten met een groot heirleger; dan zal de koning van het Zuiden getergd worden tot den strijd met een groot en machtig heirleger; maar hij zal geen stand houden, want men zal verraad tegen hem smeden.26 En zelfs die zijn brood eten, zullen hem helpen verderven en zijn heir overvallen, zodat er zeer velen verslagen worden27 En beide deze koningen zullen bedacht zijn in hun hart, hoe zij elkander schade zullen doen, en zullen echter, aan ne tafel zittende, leugen tot elkander spreken; maar het zal hun mislukken, want het einde is nog tot een anderen tijd bestemd.28 Daarna zal hij weder naar huis trekken met grote goederen en zijn hart wenden tegen het heilig verbond; als hij dit uitgevoerd heeft, zal hij weder terugkeren naar zijn land.29 Daarna zal hij op een bekwamen tijd weder tegen het Zuiden optrekken; echter zal het hem deze laatste maal niet gelukken gelijk de eerste maal.30 Want er zullen schepen uit Kittim tegen hem komen, dat hij versagen zal en weder moet terugkeren; dan zal hij tegen het heilige verbond toornig worden en zal het uitvoeren; en hij zal omzien en tot zich trekken degenen, die het heilige verbond verlaten.31 En zijne heiren zullen daar staan, die het heiligdom in de vesting ontheiligen en het dagelijks offer wegdoen en een gruwel der verwoesting oprichten.32 En hij zal huichelen en den goddelozen, die het verbond overtreden, goede woorden geven, maar het volk, dat zijnen God kent, zal moed grijpen en het uitvoeren.33 En de verstandigen onder het volk zullen velen onderwijzen; doch zij zullen vallen door het zwaard, door het vuur, door ballingschap en door beroving, een tijd lang.34 En als zij zullen vallen, zullen zij evenwel nog ene kleine hulp ontvangen; doch velen zullen zich bedriegelijk bij hen voegen.35 En van de verstandigen zullen er enige vallen, opdat zij beproefd, rein en louter worden, totdat het een einde zal hebben; want er is nog een andere tijd voorhanden.36 En deze koning zal doen wat hij wil en zal zichzelf verheffen en opwerpen tegen alles wat god is, en tegen den God aller goden zal hij lastertaal spreken; en het zal hem gelukken, totdat de toorn zal voleindigd zijn; want het is vast besloten en zal geschieden.37 En de goden zijner vaderen zal hij niet achten; hij zal noch vrouwenliefde noch enigen god achten; want hij zal zich boven alles verheffen.38 Maar in plaats daarvan zal hij den god der vestingen eren; want hij zal een god, van welken zijne vaders niet geweten hebben, eren met goud, zilver, edelgesteenten en kleinodin.39 En hij zal de vestingen versterken met dien god; en dengenen, die dezen erkennen, zal hij grote eer aandoen en hen tot heren maken over grote goederen en hun land toedelen tot beloning.40 En op den tijd van het einde zal de koning van het Zuiden met de hoornen tegen hem stoten; en de koning van het Noorden zal tegen hem aanrukken met wagens, ruiters en vele schepen; en hij zal in de landen vallen en die verderven en doortrekken.41 Hij zal ook in het gewenste land vallen en velen zullen omkomen; doch dezen zullen uit zijne hand ontkomen: Edom, Moab en de voornaamste der kinderen Ammons.42 En hij zal zijne hand uitstrekken naar de landen en Egypte zal hem niet ontkomen,43 maar hij zal heersen over de gouden en zilveren schatten en over alle kleinodin van Egypte; en Libyers en Moren zullen in zijn leger zijn.44 Maar een gerucht uit het Oosten en Noorden zal hem verschrikken en hij zal met grote grimmigheid uittrekken, met het voornemen om velen te verwoesten en te vernielen;45 en hij zal zijne koninklijke tent opslaan tussen de zeen tegen den heerlijken, heiligen berg, totdat het met hem een einde neemt en niemand zal hem helpen.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile