the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Amos 6
1 Wee hun, die gerust zijn op Sion en die zich op den berg Samari verlaten; den voornaamsten van den eersteling der volken, tot wie het huis van Isral heengaat.2 Gaat heen naar Kaln en ziet toe, en gaat vandaar naar Hamath, de grote stad, en trekt af naar Gath der Filistijnen: zijt gij beter dan deze koninkrijken? Is uw gebied groter dan het hunne?3 Gij, die u ver acht van den kwaden dag en altoos tracht naar den tijd des gewelds,4 en slaapt op ivoren legersteden en weelde bedrijft op uwe bedden: gij eet de lammeren uit de kudde en de gemeste kalveren5 en speelt op de luit en dicht u liederen gelijk David,6 en drinkt wijn uit schalen en zalft u met de edelste zalven en bekommert u niet over het onheil van Jozef.7 Daarom zullen zij nu ook gaan aan het hoofd dergenen, die gevankelijk weggevoerd worden, en het slempen der weelderigen zal ophouden.
8 Want de Heere Heere heeft gezworen bij zijne ziel; zo spreekt de Heer, de God Zebath: Mij verdriet de hoovaardij van Jakob en Ik ben op hunne paleizen vertoornd; en Ik zal de stad overgeven met alwat er in is.9 En of er al tien mannen in een huis overbleven, zullen zij toch sterven;10 en als de naaste bloedverwanten en vrienden hen opnemen om de beenderen uit het huis te dragen, dan zegt een hunner tot een ander, die achter in het huis is: Zijn er nog meer over? En antwoordt deze: Neen; dan zegt de eerste: Stil! want de naam des Heren mag niet vermeld worden.11 Want zie, de Heer heeft geboden, dat men de grote huizen zal slaan, dat zij reten krijgen, en de kleine huizen, dat zij splijten.12 Wie kan met paarden rennen, of met ossen ploegen op de steenrotsen? Voorwaar gij verkeert het recht in gal en de vrucht der gerechtigheid in alsem,13 en troost u met nietige dingen en zegt: Zijn wij dan niet sterk genoeg met onze hoornen?14 Daarom zie, Ik zal tegen u, o huis van Isral, een volk verwekken, spreekt de Heer, de God Zebath, dat zal u beangstigen van de plaats af, waar men naar Hamath gaat, tot aan de beek in de woestijn.