Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Handelingen 8

1 En Saulus had een welbehagen aan zijnen dood. In dien tijd nu ontstond er ene grote vervolging over de gemeente te Jeruzalem; en zij werden allen verstrooid in de landen van Juda en Samari behalve de apostelen.2 En sommige godvruchtige mannen bestelden Stfanus ter aarde, en maakten een grote rouwklacht over hem.3 En Saulus verstoorde de gemeente, ging in de huizen, sleepte mannen en vrouwen mede, en hij leverde hen over in de gevangenis.

4 Die nu verstrooid waren gingen rondom, en predikten het woord des Evangelies.5 En Filippus kwam af naar ene stad van Samari, en predikte hun den Christus.6 En het volk hoorde eendrachtig en aandachtig toe wat Filippus zeide, en zij zagen de tekenen, die hij deed.7 Want de onreine geesten voeren van vele bezetenen uit met een groot geroep; ook vele verlamden en kreupelen werden genezen.8 En er ontstond grote blijdschap in die stad.9 En er was een man, genaamd Simon, die te voren in die stad toverij bedreef, en hij bracht het volk van Samari in ontzetting en gaf voor, dat hij wat groots was.10 En zij zagen allen op hem, van den kleinste tot den grootste, zeggende: Deze is de grote kracht Gods.11 En zij zagen op hem, omdat hij hen langen tijd met zijne toverij in ontzetting had gebracht.12 Maar toen zij de prediking van Filippus, aangaande het rijk Gods en den naam van Jezus Christus, geloofden, lieten zij zich dopen, beiden, mannen en vrouwen.13 Toen werd ook deze Simon gelovig, en liet zich dopen, en hield zich bij Filippus; en toen hij de tekenen en daden zag, die er geschiedden, verwonderde hij zich.

14 Toen nu de apostelen te Jeruzalem hoorden, dat Samari het woord Gods aangenomen had, zonden zij tot hen Petrus en Johannes,15 en dezen, toen zij afgekomen waren, baden voor hen, dat zij den Heiligen Geest ontvangen mochten.16 Want hij was nog op niemand gevallen, maar zij waren alleen gedoopt in den naam van den Heere Jezus.17 Toen legden zij de handen op hen, en zij ontvingen den Heiligen Geest.18 En toen Simon zag, dat door de oplegging van de handen der apostelen de Heilige Geest gegeven werd, bood hij hun geld aan,19 zeggende: Geeft ook mij die macht, dat, zo ik iemand de handen opleg, deze den Heiligen Geest ontvange.20 Maar Petrus zeide tot hem: Uw geld zij met u ten verderve, omdat gij meent, dat Gods gave door geld verkregen wordt!21 Gij zult noch deel noch lot hebben aan dit woord, want uw hart is niet oprecht voor God.22 Daarom doe boete voor deze uwe boosheid, en bid God, of u misschien deze boosheid uws harten mocht vergeven worden;23 want ik zie, dat gij zijt vol bittere gal en een samenweefsel van ongerechtigheid.24 Toen antwoordde Simon en zeide: Bidt gijlieden den Heer voor mij, opdat mij niets overkome van hetgeen gijlieden gesproken hebt.25 En zij, toen zij het woord des Heren betuigd en gesproken hadden, keerden weder naar Jeruzalem, en predikten het evangelie in vele vlekken der Samaritanen.

26 En een Engel des Heren sprak tot Filippus, zeggende: Sta op en ga zuidwaarts den weg op, die van Jeruzalem afgaat naar Gaza, welke woest is.27 En hij stond op en ging heen. En zie, een man uit Morenland Ethiopi, een kamerling en staatsdienaar van Kandac, koningin der Moren, die over al hare schatkamers was, die naar Jeruzalem was gekomen om te aanbidden,28 deze keerde weder naar huis, en zat op zijnen wagen, en las den profeet Jesaja.29 En de Geest zeide tot Filippus: Treed toe, en voeg u bij dezen wagen.30 Toen liep Filippus toe, en hoorde, dat hij den profeet Jesaja las, en zeide: Verstaat gij ook hetgeen gij leest?31 En hij zeide: Hoe zou ik dat kunnen, zo mij niet iemand onderricht? En hij nodigde Filippus uit, dat hij optreden en bij hem zitten zou.32 En de plaats der Schrift, die hij las, was deze: "Hij is gelijk een schaap ter slachting geleid; en gelijk een lam stil is voor zijnen scheerder, alzo heeft hij zijnen mond niet opengedaan.33 In zijne vernedering is zijn oordeel weggenomen, en wie zal de lengte zijns levens uitspreken? Want zijn leven is van de aarde weggenomen".34 Toen antwoordde de kamerling Filippus en zeide: Ik bid u, van wien zegt de profeet dit, van zichzelven of van iemand anders?35 En Filippus deed zijnen mond open, en begon van deze Schrift, en predikte hem het evangelie van Jezus.36 En toen zij op den weg voortreisden, kwamen zij aan een water, en de kamerling zeide: Zie, daar is water: wat verhindert mij gedoopt te worden?37 En Filippus zeide: Gelooft gij van ganser harte, zo mag het wel geschieden. Hij antwoordde en zeide: Ik geloof, dat Jezus Christus Gods Zoon is.38 En hij gebood den wagen stil te houden; en zij klommen af in het water, beiden Filippus en de kamerling, en hij doopte hem.39 En toen zij opklommen uit het water, rukte de Geest des Heren Filippus weg, en de kamerling zag hem niet meer; en hij reisde zijnen weg met blijdschap.40 Maar Filippus werd gevonden te Asdod, en trok rond en predikte in alle steden het evangelie, totdat hij kwam te Cesara.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile