the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Handelingen 24
1 Na vijf dagen trok de Hogepriester Ananas af met de Oudsten en een zekeren redenaar Tertullus, die verschenen Vr den landvoogd tegen Paulus.2 En toen hij geroepen was, begon Tertullus hem aan te klagen, zeggende:3 Dat wij in groten vrede leven onder u, en dat vele loffelijke dingen aan dit volk geschieden door uw beleid, machtigste Felix, dit nemen wij altijd en overal met alle dankbaarheid aan.4 Maar opdat ik u niet te lang ophoude, bid ik u, wil ons, naar uwe gewone goedheid, kortelijk horen.5 Wij hebben dezen man bevonden een pest te zijn, en dat hij tweedracht sticht onder alle Joden op den gehelen aardbodem, en een eerste voorstander van de sekte der Nazarenen is;6 die ook gepoogd heeft den tempel te ontwijden; dien wij ook gegrepen hebben en naar onze wet hebben willen oordelen.7 Maar Lysias, de overste, voorkwam dit, en leidde hem met groot geweld uit onze handen,8 en gebood zijnen aanklagers tot u te komen, van wie gij, zo gij het wilt onderzoeken, alles kunt vernemen waarover wij hem aanklagen. --9 En de Joden stemden met hem in, en zeiden, dat het zo was.
10 Maar Paulus, toen de landvoogd hem wenkte om te spreken, antwoordde: Dewijl ik weet, dat gij nu vele jaren over dit volk rechter zijt, zo zal ik onbeschroomd mijzelven verantwoorden.11 Want gij kunt vernemen, dat het niet langer dan sedert twaalf dagen is, dat ik ben opgekomen om te aanbidden te Jeruzalem.12 Ook hebben zij mij niet gevonden in den tempel met iemand sprekend of enig oproer makend onder het volk, noch in de synagogen, noch in de stad;13 zij kunnen ook niet bewijzen waarvan zij mij nu beschuldigen.14 Maar dit beken ik u, dat ik naar dezen weg, dien zij ene sekte noemen, den God mijner vaderen Z dien, dat ik geloof al wat geschreven staat in de Wet en in de Profeten,15 en de hoop tot God heb, welke zij zelve ook verwachten, dat er ene opstanding der doden zal zijn, beide der rechtvaardigen en der onrechtvaardigen.16 En hierin oefen ik mij zelf, om altijd een onaanstotelijk geweten te hebben, beide voor God en de mensen.17 Doch na vele jaren ben ik gekomen, om aalmoezen te geven aan mijn volk, en offerande te doen;18 waarmede mij bezig vonden, toen ik mij heiligde in den tempel, zonder volksoploop en zonder opschudding, enige Joden uit Azi,19 die hier Vr u behoorden te zijn en mij aan te klagen, indien zij iets tegen mij hadden.20 Of laat dezen zelve zeggen, of zij enig onrecht in mij gevonden hebben, toen ik Vr den raad stond,21 dan alleen dit nige woord, toen ik onder hen stond en riep: Over de opstanding der doden word ik heden door u aangeklaagd.
22 Toen nu Felix dit gehoord had, stelde hij hunne zaak uit, --want hij wist zeer wel van dezen weg--en zeide: Als Lysias, de overste, afkomt, dan zal ik volle kennis nemen van uwe zaken.23 En hij beval den hoofdman Paulus te bewaren, en hem meer gemak te laten hebben, en niemand van de zijnen te beletten, om hem te dienen of tot hem te komen.24 Na enige dagen nu kwam Felix met zijne vrouw Drusilla, die ene Jodin was, en ontbood Paulus, en hoorde hem van het geloof in Christus.25 En toen Paulus sprak van de rechtvaardigheid en van de matigheid en van het toekomende oordeel, verschrikte Felix en antwoordde: Ga voor ditmaal heen; als ik gelegen tijd zal hebben, zal ik u laten roepen.26 En hij hoopte daarenboven, dat hem door Paulus geld zou gegeven worden, opdat hij hem zou loslaten; waarom hij hem ook dikwijls ontbood en met hem sprak.27 Maar toen er twee jaren om waren, kwam Porcius Festus in Felix' plaats; en Felix wilde den Joden ene gunst bewijzen, en liet Paulus gevankelijk achter.