the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Handelingen 22
1 Mannen broeders en vaders, hoort mijne verantwoording aan u.2 Toen zij nu hoorden, dat hij in het Hebreeuws tot hen sprak, werden zij nog stiller. En hij zeide:
3 Ik ben een Joods man, geboren te Tarsus in Cicili, doch opgevoed in deze stad, aan de voeten van Gamalil, met alle nauwgezetheid onderwezen in de vaderlijke wet; en ik was een ijveraar voor God, gelijk gij allen heden zijt.4 En ik heb dezen weg vervolgd ter dood toe; ik bond hen, en leverde hen over in de gevangenis, beiden, mannen en vrouwen;5 gelijk mij ook de Hogepriesters en de gehele menigte der Oudsten getuigenis geeft, van welke ik ook brieven nam aan de broeders, en reisde naar Damaskus, om ook degenen die aldaar waren gebonden te brengen naar Jeruzalem, opdat zij gestraft zouden worden.6 Maar het geschiedde, toen ik heentrok en nabij Damaskus kwam, omtrent den middag, dat mij plotseling een groot licht van den hemel omscheen;7 en ik viel ter aarde en hoorde ene stem, die tot mij zeide: Saul, Saul, wat vervolgt gij mij?8 En ik antwoordde: Heer, wie zijt gij? En hij zeide tot mij: Ik ben Jezus van Nazaret, dien gij vervolgt.9 En die met mij waren zagen wel het licht, en verschrikten, maar de stem desgenen, die met mij sprak, hoorden zij niet.10 En ik zeide: Heer, wat zal ik doen? En de Heer zeide tot mij: Sta op en ga naar Damaskus; daar zal u alles gezegd worden wat u opgelegd is te doen.11 En daar ik wegens de heerlijkheid van dit licht niet zien kon, werd ik bij de hand geleid door degenen die bij mij waren, en kwam te Damaskus.12 En er was een man, godvruchtig naar de Wet, Ananas, die ene goede getuigenis had bij alle Joden, die aldaar woonden;13 die kwam tot mij, en bij mij staande, zeide hij tot mij: Saul, broeder, zie mij aan! En ik zag hem aan terzelfder ure.14 En hij zeide: De God onzer vaderen heeft u verordineerd om zijnen wil te kennen, en den Rechtvaardige te zien, en de stem uit zijnen mond te horen;15 want gij zult zijn getuige zijn bij alle mensen van hetgeen gij gezien en gehoord hebt.16 En nu, wat vertoeft gij? Sta op, en laat u dopen en uwe zonden afwassen en roep den naam des Heren aan.17 --En het geschiedde, toen ik weder te Jeruzalem kwam en in den tempel bad, dat ik in zinsverrukking kwam,18 en hem zag, en hem tot mij hoorde zeggen: Haast u en ga terstond van Jeruzalem uit, want zij zullen uwe getuigenis van mij niet aannemen.19 En ik zeide: Heer, zij weten, dat ik in de gevangenis wierp en in de synagogen geeselde wie in u geloofden;20 en toen het bloed van Stfanus, uwen getuige, vergoten werd, stond ik er ook bij, en had welbehagen aan zijnen dood, en bewaarde de klederen dergenen, die hem doodden.21 En hij zeide tot mij: Ga heen, want ik zal u ver onder de heidenen zenden.
22 Zij hoorden hem nu tot dit woord toe, en hieven hunne stemmen op, en zeiden: Weg van de aarde met zulk een, want hij is niet waardig te leven!23 En toen zij schreeuwden en hunne klederen van zich afsmeten en het stof in de lucht wierpen,24 gebood de overste hem in de legerplaats te brengen, en zeide, dat men hem onder geeselslagen ondervragen zou, opdat hij vernemen mocht om welke oorzaak zij alzo tegen hem riepen.25 Toen men hem nu met riemen aanbond, zeide Paulus tot den hoofdman, die daar stond: Is het u geoorloofd een Romeins burger ook onveroordeeld te geeselen?26 Toen de hoofdman dat hoorde, ging hij heen tot den overste, en berichtte hem, zeggende: Wat wilt gij doen? Deze mens is een Romein.27 Toen kwam de overste tot hem en zeide tot hem: Zeg mij, zijt gij een Romein? En hij zeide: Ja.28 En de overste antwoordde: Ik heb dit burgerrecht voor ene grote som verkregen. En Paulus zeide: Maar ik ben zelfs een Romein geboren.29 Toen lieten zij, die hem onderzoeken zouden, terstond van hem af; en de overste vreesde, toen hij vernam, dat hij een Romein was, en dat hij hem gebonden had.30 Des anderen daags nu wilde hij zeker weten waarover hij door de Joden aangeklaagd werd; en hij maakte zijne banden los, en gebood den Hogepriesters en hun gehelen Raad bijeen tekomen; en hij bracht Paulus voor en stelde hem Vr hen.