the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Handelingen 19
1 En het geschiedde, toen Apollos te Korinthe was, dat Paulus de hoger gelegen gedeelten des lands doorreisde, en te Efeze kwam, en aldaar enige jongeren vond.2 Tot dezen zeide hij: Hebt gij den Heiligen Geest ontvangen, toen gij gelovig geworden zijt? Zij zeiden tot hem: Wij hebben zelfs niet eens gehoord, of er een Heilige Geest is.3 En hij zeide tot hen: Hoe zijt gij dan gedoopt? Zij zeiden: Met den doop van Johannes.4 Maar Paulus zeide: Johannes heeft gedoopt met den doop der boete, en zeide tot het volk, dat zij geloven zouden in dengene, die na hem komen zou, dat is in Jezus, dat deze de Christus is.5 Toen zij dit hoorden, lieten zij zich dopen in den naam des Heren Jezus;6 en toen Paulus de handen op hen legde, kwam de Heilige Geest op hen, en zij spraken met tongen en profeteerden.7 En die allen waren mannen omtrent twaalf.
8 En hij ging in de synagoge, en predikte vrijmoedig drie maanden lang, en leerde van het rijk Gods en overtuigde hen.9 Maar toen sommigen verstokt waren en niet geloofden, en kwaad spraken van dien weg voor de menigte, week hij van hen, en zonderde de jongeren af, en sprak dagelijks in de school van zekeren Tyrannus.10 En dit geschiedde twee jaren lang, zodat allen, die in Azi woonden, het woord des Heren Jezus hoorden, beiden Joden en Grieken.11 En God deed ongemeen grote daden door de handen van Paulus,12 Z zelfs, dat zij ook de zweetdoeken en de gordelbanden van zijn lijf op de kranken hielden, en de ziekten van hen weken, en de boze geesten van hen uitvoeren.
13 En sommigen van de rondtrekkende Joden, die bezweerders waren, onderwonden zich den naam van den Heere Jezus te noemen over degenen die boze geesten hadden, en zeiden: Wij bezweren u bij Jezus, dien Paulus predikt!14 En dezen waren zeven zonen van een Joodsen hogepriester, Sceva, die dit deden.15 Maar de boze geest antwoordde en zeide: Jezus ken ik wel, en van Paulus weet ik ook; maar wie zijt gij?16 En de mens, in wien de boze geest was, sprong op hen, werd hen meester, en wierp hen ten onder, zodat zij naakt en gewond uit dat huis ontvloden.17 En dit werd bekend aan allen, die te Efeze woonden, beiden, Joden en Grieken; en vrees overviel hen allen, en de naam van den Heere Jezus werd hoog geloofd;18 ook kwamen er velen dergenen die gelovig waren geworden, en bekenden en verkondigden hunne daden.19 En velen, die zich met toverij hadden opgehouden, brachten de boeken te zamen en verbrandden ze openlijk, en berekenden wat zij waard waren, en bevonden het aan geld vijftig duizend penningen.20 Zo machtig werkte het woord des Heren en nam de overhand.
21 Toen dit nu geschied was, nam Paulus in den geest voor, door Macedoni en Achaje te reizen, en naar Jeruzalem te trekken, en zeide: Nadat ik aldaar geweest zal zijn, moet ik ook Rome zien.22 En hij zond twee van zijne medehelpers, Timothes en Erastus, naar Macedoni, maar hij zelf vertoefde enigen tijd in Azi.23 Omtrent dien tijd nu ontstond er geen kleine opschudding over dezen weg.24 Want een zekere Demetrius, een zilversmid, die zilveren tempels van Diana Artemis maakte, bracht hun, die met hem van dit handwerk waren, geen klein gewin toe.25 Dezen vergaderde hij, benevens andere dergelijke arbeiders, en zeide: Mannen, gij weet, dat wij van dezen handel groot gewin hebben;26 en gij ziet en hoort, dat deze Paulus niet alleen te Efeze, maar ook bijna in geheel Azi veel volk afvallig maakt en overreedt, zeggende: Dit zijn geen goden, die met handen gemaakt worden.27 En niet alleen zal het met onzen handel daartoe komen, dat hij niets meer waard is, maar ook de tempel der grote godin Diana zal voor niets geacht worden, en daarenboven zal hare majesteit te gronde gaan, welke gans Azi en de gehele wereld vereert.28 Toen zij nu dit hoorden, werden zij vol toorn, riepen en zeiden: Groot is de Diana der Efezirs!29 En de gehele stad werd vol gewoel; en zij stormden gezamenlijk naar den schouwburg, met zich slepende Gajus en Aristarchus, Macedonirs, Paulus' reisgenoten.30 Toen nu Paulus onder het volk wilde gaan, lieten de jongeren het hem niet toe.31 Ook sommigen der oversten van Azi, die goede vrienden van hem waren, zonden tot hem en vermaanden hem, dat hij zich niet naar den schouwburg zou begeven.32 Sommigen dan riepen Z, anderen weder anders; want de vergadering was verward, en het grootste gedeelte wist niet waarom zij samengekomen waren.33 En sommigen van het volk trokken Alexander voort, daar de Joden hem voortstieten; en Alexander wenkte met de hand, en wilde bij het volk verantwoording doen.34 Maar toen zij vernamen, dat hij een Jood was, verhief zich ne stem van allen, en zij riepen omtrent twee uren lang: Groot is de Diana der Efezirs!35 Toen nu de stadsschrijver het volk gestild had, zeide hij: Gij mannen van Efeze, wat mens is er, die niet weet, dat de stad Efeze de tempelwachtster is van de grote godin Diana, en van het beeld, dat uit den hemel gevallen is?36 Dewijl dit dan onwedersprekelijk is, zo moest gij immers stil zijn en niet onbedacht handelen.37 Want gij hebt deze mensen hier gebracht, die noch tempelrovers, noch lasteraars uwer godin zijn.38 Maar heeft Demtrius, en die met hem van het handwerk zijn, op iemand wat te zeggen, er worden rechtsdagen gehouden, en er zijn landvoogden: laat hen elkander aanklagen.39 En wilt gij nog iets anders, zo kan het in ene wettige vergadering beslecht worden.40 Want wij staan in gevaar over dezen oploop van heden aangeklaagd te worden; en nochtans is er geen zaak voorhanden, met welke wij ons zullen kunnen verontschuldigen wegens dit oproer. --41 En toen hij dit gezegd had, liet hij de vergadering uiteengaan.