the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Handelingen 17
1 Toen zij nu door Amfipolis en Apollona getrokken waren, kwamen zij te Thessalonika, alwaar ene synagoge der Joden was.2 Daar ging Paulus volgens zijne gewoonte in, en sprak met hen op drie sabbatten uit de Schrift,3 en opende hun deze, en toonde hun aan, dat de Christus moest lijden en opstaan uit de doden, en dat deze Jezus, dien ik sprak hij u verkondig, de Christus is.4 En sommigen van hen werden overtuigd, en voegden zich bij Paulus en Silas, ook een grote menigte van godvruchtige Grieken, daarenboven niet weinigen van de voornaamste vrouwen.5 Maar de halsstarrige Joden werden ijverzuchtig en namen tot zich sommige boosaardige mannen van het marktvolk en, een oploop verwekkende, brachten zij de stad in opschudding; en zij vielen op het huis van Jason aan, en zochten hen te brengen onder het volk.6 Toen zij hen echter niet vonden, sleepten zij Jason en sommige broeders voor de oversten der stad, en riepen: Die de gehele wereld in beroering brengen, dezen zijn ook hier gekomen;7 hen heeft Jason in zijn huis genomen; en dezen allen handelen tegen het gebod des keizers, zeggende, dat er een andere koning is, namelijk Jezus.8 En zij brachten het volk in beroering, en de oversten der stad, die dit hoorden.9 Doch toen zij van Jason en de anderen waarborg ontvangen hadden, lieten zij hen los.
10 En de broeders zonden terstond Paulus en Silas bij nacht weg naar Bera. Toen zij daar kwamen, gingen zij in de synagoge der Joden;11 en dezen waren edeler dan die te Thessalonika, namen het woord geheel gewillig aan, en onderzochten dagelijks in de Schrift, of het alzo was.12 Zo geloofden er nu velen van hen, ook niet weinigen van de aanzienlijke Griekse vrouwen en van de mannen.13 Maar toen de Joden van Thessalonika vernamen, dat ook te Bera het woord Gods door Paulus verkondigd werd, kwamen zij en brachten ook aldr het volk in hevige opschudding.14 Maar toen zonden de broeders Paulus terstond weg, opdat hij zou gaan tot aan de zee; maar Silas en Timothes bleven daar.15 En die Paulus vergezelden brachten hem tot Athene; en toen zij bevel ontvangen hadden voor Silas en Timothes, dat die ten spoedigste tot hem zouden komen, trokken zij heen.
16 En terwijl Paulus hen te Athene wachtte, werd zijn geest in hem ontstoken, toen hij de stad zo vol afgodsbeelden zag.17 Hij sprak dan tot de Joden en godvrezenden in de synagoge, ook op de markt alle dagen tot degenen, die er aanwezig waren.18 En enigen van de Epicuresche en Stosche wijsgeren twistten met hem; en sommigen zeiden: Wat wil deze klapper zeggen? maar anderen: Het schijnt alsof hij vreemde goden wil verkondigen. Dit kwam, omdat hij hun Jezus en de opstanding verkondigde.19 En zij namen hem en leidden hem op den Arepagus en zeiden: Kunnen wij ook vernemen wat dit voor een nieuwe leer is, die gij leert?20 Want gij brengt vreemde dingen voor onze oren, nu wilden wij gaarne weten wat dat is.21 Alle Atheners nu, gelijk ook de vreemdelingen die zich daar ophielden, besteedden hun tijd tot niets anders, dan om wat nieuws te zeggen of te horen.
22 En Paulus stond in het midden van den Arepagus en zeide: Gij mannen van Athene, ik zie, dat gij in allen dele bijzonder godsdienstig zijt.23 Want ik ben hier doorgegaan, en heb uwe heiligdommen gezien, en vond een altaar waarop geschreven was: Aan den onbekenden God. Nu verkondig ik u dezen, dien gij vereert zonder hem te kennen.24 De God, die de wereld gemaakt heeft en alwat er in is, nademaal hij een Heer is des hemels en der aarde, woont niet in tempels met handen gemaakt;25 hij wordt ook niet door mensenhanden gediend, alsof hij iemand behoefde, alzo hijzelf iedereen het leven en den adem en alles geeft.26 En hij heeft gemaakt, dat uit nen bloede de geslachten aller mensen op den gehelen aardbodem wonen, en heeft den duur der tijden en de grenzen hunner woonplaats bepaald,27 opdat zij den Heer zouden zoeken, of zij hem toch tasten en vinden mochten. En trouwens, Hij is niet ver van een ieder onder ons.28 Want in Hem leven wij, en bewegen wij ons, en zijn wij; gelijk ook enigen uwer dichters gezegd hebben: Wij zijn zelfs van zijn geslacht.29 Zo wij dan Gods geslacht zijn, moeten wij niet denken, dat de Godheid gelijk zij aan gouden, zilveren of stenen beelden, door eens mensen kunst en vinding gemaakt.30 God dan heeft den tijd der onwetendheid voorbijgezien, en gebiedt nu allen mensen allerwege boete te doen;31 daarom dat Hij een dag gesteld heeft, op welken Hij den aardbodem oordelen zal in gerechtigheid, door een man, dien Hij daartoe bestemd heeft, zekerheid daarvan gevende aan allen, doordien Hij hem uit de doden heeft opgewekt.
32 Toen zij nu hoorden van de opstanding der doden, hadden sommigen hunnen spot daarmede, en anderen zeiden: Wij zullen u daarover wederom horen.33 Alzo ging Paulus van hen.34 Maar sommige mannen hingen hem aan en werden gelovig, onder welke was Dionysius, de Arepagiet, en ene vrouw, genaamd Damaris, en anderen met hen.