the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
2 Samuël 20
1 En er was een zeer ondeugend man, genaamd Seba, de zoon van Bichri, een Benjaminiet; die blies de bazuin, en sprak: Wij hebben geen deel aan David, noch erve aan den zoon van Isa: ieder begeve zich naar zijne hut, o Isral!2 Toen viel alle man in Isral van David af, en volgde Seba, den zoon van Bichri; doch de mannen van Juda hingen hunnen koning aan, van den Jordaan af tot Jeruzalem toe.3 Toen nu koning David in zijn huis te Jeruzalem kwam, nam hij de tien bijvrouwen, die hij achtergelaten had om het huis te bewaren, en stelde haar in bewaring, en verzorgde haar, maar hij ging niet tot haar; en zij waren alzo opgesloten tot aan haren dood, en leefden als weduwen.
4 En de koning sprak tot Amasa: Roep mij al de mannen in Juda te zamen op den derden dag, en gij zult ook hier staan.5 En Amasa ging heen om Juda bijeen te roepen; doch hij vertoefde boven den tijd, dien hij hem gesteld had.6 Toen sprak David tot Abisa: Nu zal Seba, de zoon van Bichri, ons meer leed doen dan Absalom. Neem gij de knechten uws heren en jaag hem na, opdat hij nergens vaste steden voor zich vinde en ontkome uit onze ogen.7 Toen trokken uit, hem achterna, Joabs mannen, alsook de Krethi en Plethi, en al de helden; en zij trokken uit van Jeruzalem om Seba, den zoon van Bichri, na te jagen.8 Toen zij nu bij den groten steen te Gibeon kwamen, kwam Amasa voor hun aangezicht. Joab nu was omgord over zijn kleed, hetwelk hij om had, en had er een zwaard over gegord, dat hing op zijne heup in de schede, en dat ging gemakkelijk uit en in.9 En Joab sprak tot Amasa: Vrede zij met u, mijn broeder! En Joab vatte met zijne rechterhand Amasa bij den baard om hem te kussen.10 En Amasa gaf geen acht op het zwaard in Joabs hand; en hij stak hem daarmede in den buik, zodat zijn ingewand ter aarde werd uitgestort; en hij gaf hem geen steek meer, want hij was dood. Joab nu en zijn broeder Abisa joegen Seba den zoon van Bichri achterna.11 En een van Joabs knechten bleef bij hem staan en sprak: Wie is er, die Joab liefheeft, en die voor David is, die volge Joab!12 Amasa nu lag in zijn bloed gewenteld midden op de straat; en toen die man zag, dat al het volk daar staan bleef, deed hij Amasa van de straat wegbrengen naar het veld, en wierp klederen op hem, vermits hij zag, dat al wie daarbij kwam stil bleef staan.13 Toen hij nu van de straat weggenomen was, volgde iedereen Joab, om Seba, den zoon van Bichri, na te jagen.
14 En hij trok door al de stammen van Isral, naar Abel-Beth-Macha en door geheel Berim; en zij verzamelden zich en volgden hem.15 En zij kwamen en belegerden hem te Abel-Beth-Macha, en wierpen een bolwerk op tegen de stad, hetwelk reikte tot aan den muur; en al het volk, dat met Joab was, liep storm, en wilde den muur nederwerpen.16 Toen riep ene wijze vrouw uit de stad: Hoort, hoort, zegt tot Joab, dat hij hier kome; ik wil met hem spreken.17 En toen hij tot haar kwam, sprak de vrouw: Zijt gij Joab? Hij zeide: Ja. En zij sprak tot hem: Hoor de woorden van uwe dienstmaagd. En hij zeide: Ik hoor.18 En zij zeide: Eertijds sprak men: Wie vragen wil, die vrage te Abel; en dan ging het wl.19 Ik ben een der vreedzame en getrouwe steden in Isral. Wilt gij de stad doden, ene moeder in Isral? Waarom wilt gij het erfdeel des Heren vernielen?20 Toen antwoordde Joab en sprak: Het zij verre, het zij verre van mij, dat ik zou vernielen en verderven:21 het is er zo niet mede gelegen; maar een man van het gebergte van Efram, genaamd Seba, de zoon van Bichri, is opgestaan tegen koning David: geeft hem alleen over, zo zal ik van de stad aftrekken. Toen zeide de vrouw tot Joab: Zie, zijn hoofd zal tot u over den muur geworpen worden.22 En de vrouw kwam in tot al het volk met hare wijsheid; en zij hieuwen Seba, den zoon van Bichri, het hoofd af, en wierpen het Joab toe. Toen blies hij de bazuin, en zij verstrooiden zich van de stad, ieder naar zijne hut, en Joab kwam weder naar Jeruzalem tot den koning.
23 Joab nu was over het gehele heir van Isral, en Benaja, de zoon van Jojada, was over de Krethi en Plethi,24 Adoram was rentmeester, Josafat, de zoon van Ahilud, was kanselier,25 Seja was schrijver, Zadok en Abjathar waren priesters,26 ook was Ira, de Jariet, Davids staatsdienaar.