Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

2 Samuël 12

1 En de Heer zond Nathan tot David; en toen die tot hem kwam, sprak hij tot hem: Er waren twee mannen in ne stad, de n was rijk en de ander was arm.2 De rijke had zeer vele schapen en runderen;3 maar de arme had niets dan een enig klein lam, hetwelk hij gekocht had, en hij kweekte het op, dat het groot werd bij hem en met zijne kinderen tegelijk; het at van zijn bete, en dronk uit zijn beker, en sliep in zijn schoot, en hij hield het als ene dochter.4 Toen een gast bij dien rijken man kwam, ontzag hij zich te nemen van zijne schapen en runderen, om voor den gast, die tot hem gekomen was, iets te bereiden, en hij nam het schaap des armen mans en bereidde het voor den man, die tot hem gekomen was.5 Toen ontstak David in groten toorn tegen dien man, en sprak tot Nathan: Zo waarachtig als de Heer leeft, de man, die dat gedaan heeft, is een kind des doods;6 daarenboven zal hij dat lam viervoudig betalen, omdat hij dit gedaan en niet verschoond heeft.7 Toen sprak Nathan tot David: Gij zijt die man. Dus spreekt de Heer, de God van Isral: Ik heb u tot koning gezalfd over Isral, en heb u gered uit de hand van Saul,8 en heb u het huis uws heren gegeven, daarenboven ook zijne vrouwen in uwen schoot, en heb u het huis van Isral en Juda gegeven; en was dit te weinig, zo wilde Ik nog dit en dat daarbij doen.9 Waarom hebt gij dan het woord des Heren veracht, dat gij zulk kwaad voor zijne ogen deedt? Ura den Hethiet hebt gij verslagen met het zwaard, zijne huisvrouw hebt gij u tot vrouw genomen, en hem hebt gij gedood met het zwaard der kinderen Ammons.10 Nu, zo zal het zwaard niet aflaten van uw huis eeuwiglijk, omdat gij mij veracht hebt, en de huisvrouw van Ura, den Hethiet, genomen hebt om uwe vrouw te zijn.11 Dus spreekt de Heer: Zie, Ik wil ongeluk over u verwekken uit uw eigen huis, en wil uwe vrouwen nemen voor uwe ogen, en wil haar uwen naaste geven, zodat hij bij uwe vrouwen slapen zal in het licht der zon.12 Gij hebt het gedaan in het verborgen, maar Ik zal dit doen voor geheel Isral en voor de zon.13 Toen sprak David tot Nathan: Ik heb gezondigd tegen den Heer. En Nathan sprak tot David: zo heeft ook de Heer uwe zonde weggenomen, gij zult niet sterven;14 maar dewijl gij de vijanden des Heren door deze daad hebt doen lasteren, zo zal de zoon, die u geboren is, den dood sterven.

15 En Nathan ging naar huis. En de Heer sloeg het kind, hetwelk Ura's huisvrouw David gebaard had, zodat het doodkrank werd.16 En David zocht God voor het jongsken, en vastte, en ging in en lag dien nacht op de aarde.17 Toen stonden de oudsten van zijn huis op, en wilden hem oprichten van de aarde; maar hij wilde niet, en at ook niet met hen.18 En op den zevenden dag stierf het kind; en Davids knechten vreesden hem te zeggen, dat het kind dood was, want zij zeiden: Zie, toen het kind nog in leven was, spraken wij met hem, en hij hoorde niet naar onze stem: hoeveel te meer zal het hem smarten, als wij zeggen: Het kind is dood.19 Toen nu David zag, dat zijne knechten in stilte spraken, en merkte, dat het kind dood was, sprak hij tot zijne knechten: Is het kind dood? En zij zeiden: Ja.20 Toen stond David op van de aarde, wies zich en zalfde zich, en trok andere klederen aan, en ging in het huis des Heren, en aanbad; en toen hij weder tehuis kwam, beval hij, dat men hem brood zou opdragen, en hij at.21 Toen spraken zijne knechten tot hem: Wat is dit voor een ding, dat gij doet? Toen het kind leefde, vasttet gij en weendet; maar nu het gestorven is, staat gij op en eet.22 En hij zeide: Ik vastte en weende om het kind, toen het leefde, want ik dacht: Wie weet, de Heer mocht mij genadig worden, dat het kind in leven bleve.23 Maar nu het dood is, wat zal ik nu vasten? Kan ik hem ook wederhalen? Ik zal tot hem gaan, maar hij zal niet tot mij wederkeren.24 En toen David zijne huisvrouw Bathseba getroost had, ging hij tot haar in en hij sliep bij haar; en zij baarde een zoon, dien noemde hij Salomo; en de Heer beminde hem.25 En hij stelde hem onder het opzicht van den profeet Nathan; die noemde hem Jedid-Jah, om des Heren wil.

26 Joab nu streed tegen Rabba der kinderen Ammons, en nam de koninklijke stad in.27 En hij zond boden tot David, en liet aan hem zeggen: Ik heb gestreden tegen Rabba, en heb ook de waterstad ingenomen.28 Zo verzamel nu het overige volk en beleger de stad, en neem haar in; opdat ik haar niet inneme, en ik den naam daarvan hebbe.29 Alzo bracht David al het volk te zamen, en trok heen, en streed tegen Rabba, en nam haar in.30 En hij nam de kroon haars konings van zijn hoofd, die in gewicht een talent goud bedroeg, met edelgesteenten, en zij werd David op zijn hoofd gezet; en hij voerde zeer veel buit uit de stad.31 Het volk nu, dat er in was, voerde hij uit, en legde hen onder ijzeren zagen en dorswagens, en ijzeren bijlen, en verbrandde hen in tichelovens; en Z deed hij aan al de steden der kinderen Ammons. Daarna keerde David en al het volk weder naar Jeruzalem.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile