Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

2 Samuël 1

1 Na den dood van Saul, toen David van het verslaan der Amalekieten wedergekeerd was en twee dagen te Ziklag vertoefd had,2 zie, toen kwam op den derden dag een man uit het heir van Saul, met gescheurde klederen, en aarde op zijn hoofd; en toen hij tot David kwam, viel hij ter aarde en boog zich neder.3 En David sprak tot hem: Van waar komt gij? En hij sprak tot hem: Uit het heir van Isral ben ik ontkomen.4 En David sprak tot hem: Zeg mij toch, hoe gaat het daar? En hij sprak: Het volk is gevlucht uit den strijd, en er is veel volks gevallen, daarenboven is ook Saul dood en zijn zoon Jonathan.5 Toen sprak David tot den jongeling, die hem dat zeide: Hoe weet gij, dat Saul en zijn zoon Jonathan dood zijn?6 En de jongeling, die hem dat zeide, sprak: Ik kwam bij geval op het gebergte Gilba, en zie, Saul leunde op zijne spies, en zie, wagens en ruiters waren hem dicht op de hielen.7 En hij keerde zich om en zag mij en hij riep mij; en ik zeide: Hier ben ik.8 En hij sprak tot mij: Wie zijt gij? Ik zeide tot hem: Ik ben een Amalekiet.9 En hij sprak tot mij: Treed tot mij en dood mij, want ene benauwdheid heeft mij bevangen, schoon mijne levenskracht nog geheel in mij is.10 Toen trad ik tot hem en doodde hem, want ik wist wel, dat hij niet leven kon na zijnen val; en ik nam de kroon van zijn hoofd en het armversiersel van zijnen arm, en heb het hier gebracht tot mijnen heer.

11 Toen vatte David zijne klederen en scheurde ze, en ook al de mannen, die bij hem waren;12 en zij droegen rouw en weenden, en vastten tot den avond over Saul en zijnen zoon Jonathan, en over het volk des Heren en over het huis Israls, dat zij door het zwaard gevallen waren.13 En David sprak tot den jongeling, die het hem geboodschapt had: Van waar zijt gij? En hij sprak: Ik ben de zoon van een vreemdeling, een Amalekiet.14 Toen zeide David tot hem: Hoe, hebt gij niet gevreesd uwe hand te leggen aan den gezalfde des Heren om hem te verdelgen?15 En David sprak tot een van zijne jongelingen: Treed toe en versla hem. En hij sloeg hem, dat hij stierf.16 En David zeide tot hem: Uw bloed zij op uw hoofd; want uw mond heeft tegen u zelven gesproken, zeggende: Ik heb den gezalfde des Heren gedood.

17 En David zong dit klaaglied over Saul en zijnen zoon Jonathan,18 en hij beval, dat men het den kinderen van Juda zou leren, het lied van den boog; zie, het staat geschreven in het boek des Oprechten:19 De edelsten in Isral zijn op uwe hoogten verslagen; hoe zijn de helden gevallen!20 Zegt het niet voort te Gath, verkondigt het niet op de straten van Askelon; opdat de dochters der Filistijnen zich niet verheugen, de dochters der onbesnedenen niet opspringen van vreugde.21 Gij bergen van Gilba, dat het op u noch dauwe noch regene, en dat er geen akkers zijn van welke hefoffers komen; want Dr is het schild der helden ontheiligd, het schild van Saul, alsof het niet gezalfd was met olie.22 De boog van Jonathan heeft nooit gemist, en het zwaard van Saul is nooit ledig teruggekeerd, zonder het bloed der verslagenen, zonder het vet der helden.23 Saul en Jonathan, van elkander zo bemind, en zo liefderijk in hun leven, zijn ook in den dood niet gescheiden. Sneller waren zij dan arenden, en sterker dan leeuwen.24 Gij dochteren Israls, weent over Saul, die u smaakvol kleedde met scharlaken, en u versierde met gouden kleinodin aan uwe klederen.25 Hoe zijn de helden zo gevallen in den strijd! Jonathan is op uwe heuvelen verslagen.26 Ik heb leed over u, mijn broeder Jonathan; ik heb grote vreugd en blijdschap aan u gehad, uwe liefde is mij dierbaarder geweest dan vrouwenliefde.27 Hoe zijn de helden gevallen en de strijdwapenen verloren!

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile