the Fourth Week of Advent
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Samuël 31
1 De Filistijnen nu streden tegen Isral; en de mannen van Isral vluchtten voor de Filistijnen en vielen verslagen op het gebergte Gilba.2 En de Filistijnen hielden dicht op Saul en zijne zonen aan, en zij doodden Jonathan en Abinadab en Malkisa, de zonen van Saul.3 En de strijd werd zwaar tegen Saul, en de schutters schoten op hem met bogen en hij werd zwaar gewond door de schutters.4 Toen sprak Saul tot zijnen wapendrager: Trek uw zwaard uit en doorsteek mij daarmede, opdat die onbesnedenen niet komen en mij doorsteken, en den spot met mij drijven. Doch zijn wapendrager wilde niet, want hij vreesde zeer. Toen nam Saul het zwaard en viel er in.5 Toen nu Sauls wapendrager zag, dat hij dood was, viel hij ook zelf in zijn zwaard, en stierf met hem.6 Alzo stierf Saul en zijne drie zonen, en zijn wapendrager, en al zijne mannen tegelijk op dien dag.7 Toen nu de mannen Israls, die aan deze zijde der vallei en aan deze zijde van den Jordaan waren, zagen, dat de mannen Israls gevlucht waren, en dat Saul en zijne zonen dood waren, verlieten zij de steden en vluchtten ook; en de Filistijnen kwamen en woonden daarin.
8 En des anderen daags kwamen de Filistijnen om de verslagenen te beroven, en zij vonden Saul en zijne drie zonen liggende op het gebergte Gilba.9 En zij hieuwen hem het hoofd af en trokken hem zijne wapenen uit, en zonden in het land der Filistijnen rondom, om het te verkondigen in het huis hunner afgoden en onder het volk;10 en zij legden zijn harnas in het huis van Astaroth en zijn lichaam hingen zij op aan den muur van Beth-San.11 Toen nu de inwoners van Jabes in Gilead hoorden, wat de Filistijnen aan Saul gedaan hadden,12 stonden alle strijdbare mannen op, en trokken den gehelen nacht door, en namen de lichamen van Saul en zijne zonen van den muur te Beth-San, en brachten die te Jabes, en verbrandden ze aldaar.13 En zij namen hunne gebeenten en begroeven die onder het geboomte te Jabes; en zij vastten zeven dagen.