the Fourth Week of Advent
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
2 Koningen 24
1 In zijnen tijd trok Nebukadnezar, de koning van Babel, op, en Jojakim werd hem onderdanig drie jaar; en hij keerde zich om en werd afvallig van hem.2 En de Heer liet krijgsknechten tegen hem komen uit de Chalden, uit Syri, uit Moab en uit de kinderen Ammons, en Hij liet hen in Juda komen om het te verwoesten, naar het woord des Heren, hetwelk Hij gesproken had door zijne knechten, de profeten.3 En het trof Juda alzo naar het woord des Heren, opdat Hij hen van zijn aangezicht wegdeed, om de zonden van Manasse, die hij gedaan had,4 en ook om het onschuldig bloed, dat hij vergoten had, dat hij Jeruzalem vervuld had met onschuldig bloed; en de Heer wilde niet vergeven.5 Wat er nu meer te zeggen is van Jojakim, en al wat hij gedaan heeft, zie, dat is geschreven in de kronieken der koningen van Juda.6 En Jojakim ontsliep met zijne vaderen; en zijn zoon Jojachin werd koning in zijne plaats.7 En de koning van Egypte trok niet meer uit zijn land; want de koning van Babel had ingenomen al wat van den koning van Egypte was, van de beek van Egypte af tot aan de rivier Frath toe.
8 Achttien jaar was Jojachin oud, toen hij koning werd, en regeerde drie maanden te Jeruzalem; en zijne moeder was Nehusta, een dochter van Elnathan, van Jeruzalem.9 En hij deed hetgeen den Heer mishaagde, zoals zijn vader gedaan had.10 In dien tijd trokken de knechten van Nebukadnezar, den koning van Babel, op tegen Jeruzalem, en zij richtten bolwerken daartegen op.11 En Nebukadnezar, de koning van Babel, kwam voor de stad, toen zijne knechten haar belegerden;12 toen ging Jojachin, de koning van Juda, uit tot den koning van Babel, met zijne moeder, met zijne knechten, met zijne oversten en kamerdienaren; en de koning van Babel greep hem in het achtste jaar zijner regering.13 En hij voerde van daar uit al de schatten in het huis des Heren, en in het huis des konings, en sloeg al de gouden vaten in stukken, die Salomo, de koning van Isral, gemaakt had in den tempel des Heren, gelijk de Heer gesproken had.14 En hij voerde geheel Jeruzalem weg; al de oversten, al de krijgslieden, tienduizend gevangenen, en al de timmerlieden en al de smeden, en liet niets over dan het geringe volk des lands.15 En hij voerde Jojachin weg naar Babel, en de moeder des konings, en de vrouwen des konings, en zijne kamerdienaren; alzo voerde hij de machtigsten in het land gevankelijk weg van Jeruzalem naar Babel;16 en al de vermogende lieden, zeven duizend, en de timmerlieden en smeden, duizend, en al de sterke krijgslieden; en de koning van Babel bracht hen weg naar Babel.17 En de koning van Babel maakte Mattanja, Jojachins oom, koning in zijne plaats, en hij veranderde zijnen naam in Zedeka.18 Een en twintig jaar was Zedeka oud, toen hij koning werd, en regeerde elf jaar te Jeruzalem; en zijne moeder was Hamutal, een dochter van Jeremia uit Libna.19 En hij deed hetgeen den Heer mishaagde, zoals Jojakim gedaan had.20 Want het geschiedde alzo met Jeruzalem en Juda door des Heren toorn, totdat Hij hen van zijn aangezicht wegwierp. En Zedeka werd afvallig van den koning van Babel.