the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
2 Koningen 22
1 Josa was acht jaar oud, toen hij koning werd, en regeerde een en dertig jaar te Jeruzalem; en zijne moeder heette Jedida, de dochter van Adaja, uit Bozkath.2 En hij deed hetgeen den Heer behaagde, en wandelde geheel op den weg van zijnen vader David, en week niet af noch ter rechter, noch ter linkerhand.3 En in het achttiende jaar van koning Josa, zond de koning Safan, den zoon van Azalja, den zoon van Mesullam, den schrijver, naar het huis des Heren, zeggende:4 Ga op tot den hogepriester Hilka, opdat hij afgeve het geld, dat in het huis des Heren gebracht is, hetwelk de wachthebbenden aan den drempel vergaderd hebben van het volk,5 opdat men het geve aan de opzichters, die gesteld zijn over het huis des Heren, en zij het geven aan de arbeiders aan het huis des Heren, opdat zij verbeteren wat bouwvallig is aan het huis:6 namelijk aan de timmerlieden en bouwlieden en metselaars, en die hout en gehouwen stenen zullen kopen om het huis te verbeteren.7 Doch dat men geen rekening met hen houde van het geld, dat hun in handen gesteld wordt, maar dat zij het op vertrouwen behandelen.8 En de hogepriester Hilka sprak tot den schrijver Safan: Ik heb het wetboek gevonden in het huis des Heren. En Hilka gaf dat boek aan Safan, opdat hij het lezen zou.9 En Safan, de schrijver, bracht het den koning, en zeide het hem weder en sprak: Uwe knechten hebben het geld tezamen gebracht, dat in het huis gevonden is, en hebben het aan de opzichters gegeven, die gesteld zijn over het huis des Heren.10 Ook sprak Safan, de schrijver, tot den koning en zeide: De priester Hilka gaf mij een boek. En Safan las dat voor den koning.
11 Toen nu de koning de woorden in het wetboek hoorde, scheurde hij zijne klederen;12 en de koning gebood den priester Hilka, en Ahikam, den zoon van Safan, en Achbor, den zoon van Michaja, en Safan, den schrijver, en Asaja, den knecht des konings, zeggende:13 Gaat heen en vraagt den Heer voor mij en voor het volk en voor geheel Juda, wegens de woorden van dit boek, dat gevonden is; want er is een grote toorn des Heren, die over ons ontstoken is, omdat onze vaderen niet gehoord hebben naar de woorden van dit boek, om te doen al wat er in geschreven is.14 Toen gingen de priester Hilka, Ahikam, Achbor, Safan en Asaja heen tot de profetes Hulda, de huisvrouw van Sallum, den zoon van Tikva, den zoon van Harhas, den klederbewaarder, (zij nu woonde te Jeruzalem in het tweede gedeelte der stad), en zij spraken met haar.15 En zij zeide tot hen: Dus spreekt de Heer, Israls God: Zegt den man, die u tot mij gezonden heeft:16 Dus spreekt de Heer: Zie, Ik zal ongeluk over deze plaats en hare inwoners brengen, al de woorden van het boek, hetwelk de koning van Juda gelezen heeft.17 Omdat zij Mij verlaten en anderen goden gewierookt hebben, dat zij Mij vertoornden met al de werken hunner handen, daarom zal mijn toorn tegen deze plaats ontstoken en niet uitgeblust worden.18 Maar tot den koning van Juda, die u gezonden heeft om den Heer te vragen, zult gij aldus zeggen: Z spreekt de Heer, Israls God:19 Omdat uw hart week geworden is over de woorden, die gij gehoord hebt, en gij u verootmoedigd hebt voor den Heer, toen gij hoordet wat Ik gesproken heb tegen deze plaats en hare inwoners, dat zij een verwoesting en vloek zullen zijn, en gij uwe klederen gescheurd en voor mij geweend hebt, zo heb Ik u ook verhoord, spreekt de Heer.20 Daarom zal Ik u tot uwe vaderen verzamelen, dat gij met vrede in uw graf verzameld wordt, en uwe ogen niet zien al het ongeluk, hetwelk Ik over deze plaats brengen zal. En zij zeiden het den koning weder.