Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

2 Koningen 13

1 In het drie en twintigste jaar van Joas, den zoon van Ahazia, den koning van Juda, werd Joahaz, zoon van Jehu, koning over Isral te Samari, zeventien jaar.2 En hij deed hetgeen den Heer mishaagde, en wandelde in de zonden van Jerobeam, Nebats zoon, die Isral deed zondigen; en hij liet daarvan niet af.3 En de toorn des Heren ontstak over Isral, en Hij gaf hem in de hand van Hazal, den koning van Syri, en in de hand van Benhadad, den zoon van Hazal, hun leven lang.4 Doch Joahaz smeekte het aangezicht des Heren; en de Heer verhoorde hem, want Hij zag Israls ellende aan, hoe de koning van Syri hen verdrukte.5 En de Heer gaf Isral een verlosser, die hen uit het geweld der Syrirs voerde, zodat de kinderen Israls in hunne hutten woonden als te voren.6 Nochtans lieten zij niet af van de zonden van het huis van Jerobeam, die Isral deed zondigen, maar wandelden daarin; ook bleef het Ascherabeeld te Samari staan.7 Daarom bleven van het volk van Joahaz niet meer over dan vijftig ruiters, tien wagens, en tien duizend man voetvolk; want de koning van Syri had hen omgebracht, en had hen gemaakt als stof van den dorsvloer.8 Wat er nu meer van Joahaz te zeggen is, en al wat hij gedaan heeft, en zijne macht, zie, dat is geschreven in de kronieken der koningen van Isral.9 En Joahaz ontsliep met zijne vaderen. en men begroef hem te Samari; en zijn zoon Joas werd koning in zijne plaats.

10 In het zeven en dertigste jaar van Joas, den koning van Juda, werd Joas, de zoon van Joahaz, koning over Isral te Samari, zestien jaar.11 En hij deed hetgeen den Heer mishaagde, en liet niet af van al de zonden van Jerobeam, Nebats zoon, die Isral deed zondigen, maar wandelde daarin.12 Wat er nu meer van Joas te zeggen is, en wat hij gedaan heeft, en zijne macht, hoe hij met Amazia, den koning van Juda, gestreden heeft, zie, dat is geschreven in de kronieken der koningen van Isral.13 En Joas ontsliep met zijne vaderen, en Jerobeam zat op zijnen troon; en Joas werd begraven te Samari bij de koningen van Isral.14 Toen nu Elisa krank was, en aan zijne krankheid sterven zou, kwam Joas, de koning van Isral, tot hem af, en weende voor hem en sprak: Mijn vader, mijn vader, wagen Israls en zijne ruiters!15 Elisa nu sprak tot hem: Neem een boog en pijlen. En toen hij een boog en pijlen nam,16 zeide hij tot den koning van Isral: Span met uwe handen den boog. En hij spande met zijne hand; en Elisa legde zijne hand op des konings hand,17 en zeide: Doe het venster open tegen het Oosten. En hij deed het open. En Elisa zeide: Schiet. En hij schoot. En hij zeide: Een pijl des heils van den Heer, een pijl des heils tegen de Syrirs! En gij zult de Syrirs slaan te Afek, totdat zij verdelgd worden.18 Verder zeide hij: Neem de pijlen. En toen hij ze nam, sprak hij tot den koning van Isral: Sla de aarde. En hij sloeg driemaal, en hield toen op.19 Toen werd de man Gods toornig op hem en sprak: Hadt gij vijf maal of zesmaal geslagen, zo zoudt gij de Syrirs geslagen hebben, totdat zij verdelgd waren; maar nu zult gij hun slechts driemaal slaan.

20 Toen nu Elisa gestorven was en men hem begraven had, vielen in hetzelfde jaar de krijgslieden der Moabieten in het land.21 En het gebeurde, toen zij een man begroeven, dat zij krijgslieden zagen, en zij wierpen den man in het graf van Elisa; en toen hij daarin kwam en het gebeente van Elisa aanraakte, werd hij levend en verrees op zijne voeten.22 Hazal nu, de koning van Syri, onderdrukte Isral zolang als Joahaz leefde.23 Maar de Heer was hun genadig en ontfermde zich over hen, en wendde zich tot hen, terwille van zijn verbond met Abraham, Isak en Jakob, en wilde hem niet verderven; en Hij verwierp hen ook niet van voor zijn aangezicht tot op deze ure.24 En Hazal, de koning van Syri, stierf, en zijn zoon Benhadad werd koning in zijne plaats.25 En Joas, de zoon van Joahaz, keerde zich van hem af, en hernam de steden uit de hand van Benhadad, den zoon van Hazal, die deze met strijden uit de hand van zijnen vader Joahaz genomen had; driemaal sloeg Joaz hem, en herwon de steden van Isral.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile